Herhalingsles formatieve toets

1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Behoeften kun je verdelen in                            behoeften zoals eten en een dak boven je hoofd 
en                             behoeften die het leven aangenamer maken.
Primaire
Secundaire

Slide 4 - Question de remorquage

Slide 5 - Diapositive

Primaire behoeftes
Secundaire behoeften

Slide 6 - Question de remorquage

Goederen
Diensten

Slide 7 - Question de remorquage

In welk rijtje staan alleen maar vaste lasten
A
Netflix abonnement - voetbalcontributie - Woning huur
B
boodschappen - kledingkosten - gas en elektra kosten
C
vakantie - cadeautjes - videoland abonnement
D
Kleding - onderdak - eten

Slide 8 - Quiz

Een slager verkoopt op een dag 150 stukken vlees, van deze 150 stukken zijn 35 stukken gemaakt van rundvlees.

Hoeveel % van de stukken vlees is gemaakt van rundvlees?
A
23,3%
B
21%
C
64%
D
67,7%

Slide 9 - Quiz

Je krijgt €18 zakgeld. Na je verjaardag krijg je 6% meer, hoeveel zakgeld krijg je na je verjaardag?
A
€18,96
B
€15
C
€21
D
€19,09

Slide 10 - Quiz

Waar hoort een plasticbeker bij?
A
Schaarse goederen
B
Vrije goederen

Slide 11 - Quiz

Wat is welvaart?
A
Hoeveel iemand kan kopen
B
In hoeverre je in je behoefte kunt voorzien
C
Hoe leuk je je leven vindt
D
Hoeveel je kunt bewegen

Slide 12 - Quiz

Hoe kan je welvaart toenemen?
A
Door het kopen van goederen en diensten
B
Door zelfvoorziening
C
Door zo min mogelijk uit te geven
D
Door te stoppen met werken

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Diapositive

                                     Marketingmix voor slagerij jacobus
Prijsbeleid
Plaatsbeleid

Productbeleid
Promotiebeleid

presentatiebeleid

personeelsbeleid
De slagerij verkoopt naast vlees ook broodjes  met vlees als lunch. 
De slager zit midden in de stad
Een poster in een kledingwinkel 
Bij Jacobus is al het varkens vlees 25% in de korting
De winkel ziet er netjes uit. 
Alle producten staan overzichtelijk in de schappen
Alle werknemers van de slagerij hebben dezelfde werkkleding aan. Dan zijn ze duidelijk herkenbaar voor de klanten

Slide 15 - Question de remorquage

Wat is het doel van de marketingmix?
A
Reclame
B
Meer verkopen
C
Bekendheid
D
Meer omzet

Slide 16 - Quiz

Wat voor reclame is dit?
A
Commerciële reclame
B
Ideële reclame

Slide 17 - Quiz

De reclame hiernaast is een....reclame
A
commerciële
B
ideële

Slide 18 - Quiz

Als een vriend jou verteld dat je ook een game moet kopen, en jij koopt deze game ook noem je dat
A
Sociale beïnvloeding
B
Commerciële beïnvloeding

Slide 19 - Quiz

Als je door een reclame een bepaald type make-up koopt, noemen we dit:
A
Sociale beïnvloeding
B
Commerciële beïnvloeding

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Diapositive

Geef de juiste drie soorten inkomens:
A
Inkomen uit arbeid
B
Inkomen uit bezit
C
Incidenteel inkomen
D
Overdrachtsinkomen

Slide 22 - Quiz

Welk begrip past bij de volgende omschrijving?

Je inkomsten en uitgaven op elkaar afstemmen.

Slide 23 - Question ouverte

Joan verkoopt haar appartement omdat hij gaat verhuizen naar Sri-Lanka, Welk soort inkomen heeft Joan hierdoor?

Slide 24 - Question ouverte

Je verdient per maand 130 euro met werk in een supermarkt. Van je ouders krijg je 7,50 euro zakgeld per week. Wat is je overdrachtsinkomen per maand?

Slide 25 - Question ouverte

Welke soorten uitgaven zijn er?
A
Vaste lasten
B
Huishoudelijke uitgaven
C
Incidentele uitgaven
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 26 - Quiz

Janneke heeft boodschappen gehaald, ze heeft daarvoor €25,45 uitgegeven, omdat haar wasmand kapot was heeft ze een nieuwe gehaald bij de blokker voor €14,65. Als laatste heeft ze nog schoonmaakdoeken gekocht bij de action hier betaalde ze €2,45 voor. Hoeveel zijn de huishoudelijke uitgaven van Janneke

Slide 27 - Question ouverte

Slide 28 - Diapositive

Wat is de betekenis van het economische begrip "Reserveren"?

Slide 29 - Question ouverte

Je wilt over 3 maanden een nieuwe auto kopen, je hebt al €9.000 gespaard de auto kost €11.500. Hoeveel moet je de komende maanden per week reserveren om de auto te kunnen kopen?
A
€145,65
B
€187,56
C
€192,31
D
€2.500

Slide 30 - Quiz

Welke kosten komen allemaal kijken bij het hebben van een scooter naaste de aanschafprijs?

Slide 31 - Question ouverte

Wat is het verschil tussen koopkracht en inflatie?

Slide 32 - Question ouverte

Je loon is 4% omhoog gegaan, de algemene prijzen in Nederland zijn 6% gedaald. Is je koopkracht gestegen of gedaald?
A
Gestegen
B
Gedaald

Slide 33 - Quiz

Je loon is gedaald met 2 %, de prijzen zijn gedaald met 1 %. Is je koopkracht gestegen, gedaald of gelijk gebleven
A
Gestegen
B
Gelijk gebleven
C
Gedaald

Slide 34 - Quiz

Bereken de procentuele stijging of daling + berekening. Jan kreeg 4 jaar geleden €3400 loon per maand nu is dit €800 per week. Bereken de stijging of daling per maand.

Slide 35 - Question ouverte

Slide 36 - Diapositive

https://forms.gle/7tQP3Ctsro7wTssi8 

Slide 37 - Diapositive