Fast Fashion Gevolgen en oplossingen GL

Fast Fashion 
Wat leer jij deze LessonUp? 

  1. Ik kan in eigen woorden uitleggen wat Fast Fashion betekent 
  2. Ik kan twee gevolgen van Fast Fashion noemen op het gebied van transport 
  3. Ik kan twee oplossingen noemen om de problemen in de Fast Fashion industrie te verminderen. 

Bekijk de filmpjes, maak de opdrachten en maak aantekeningen in je klapper  
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
M&WMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Fast Fashion 
Wat leer jij deze LessonUp? 

  1. Ik kan in eigen woorden uitleggen wat Fast Fashion betekent 
  2. Ik kan twee gevolgen van Fast Fashion noemen op het gebied van transport 
  3. Ik kan twee oplossingen noemen om de problemen in de Fast Fashion industrie te verminderen. 

Bekijk de filmpjes, maak de opdrachten en maak aantekeningen in je klapper  

Slide 1 - Diapositive

Fast Fasion. 
Wat is dat eigenlijk? 

Slide 2 - Diapositive

Fast Fashion 
Fast Fashion betekent letterlijk: snelle mode
 

  • Fast fashion is goedkope kleding van mindere kwaliteit

  • Fast Fashion wordt geproduceerd (gemaakt)  in  lage lonen landen (lonen voor arbeiders zijn laag)

  • De arbeidsomstandigheden zijn vaak slecht 

  • In de fabrieken  wordt gewerkt met schadelijke stoffen. 


Modehuizen willen dat mensen zo veel mogelijk kleding kopen! Dan maken zij meer winst! De kleding is dus niet gemaakt om lang mee te gaan.
Kijk op deze website voor meer info: https://duurzamekleren.com/wat-is-fast-fashion

Slide 3 - Diapositive

Wat betekent produceren?
A
maken
B
kopen
C
verkopen
D
opeten

Slide 4 - Quiz

In welk werelddeel wordt veel van de Fast Fashion kleding geproduceerd?
A
Europa
B
Azië
C
Noord Amerika
D
Oceanië

Slide 5 - Quiz

Bedenk waarom de productie van kleding naar een ander land gaat.
A
Goedkopere arbeidskrachten
B
Sneller vervoer (transport)
C
Betere fabrieken

Slide 6 - Quiz

Je ziet een afbeelding van de wereld. Sleep de ster naar Azie . 

Slide 7 - Question de remorquage

Je ziet een afbeelding van de wereld. Sleep de ster naar Europa. 

Slide 8 - Question de remorquage

Wat betekent het woord transport?
A
Vervoer
B
Veranderen
C
Bewegen

Slide 9 - Quiz

Bedenk drie manieren de kleding van Azïe naar Europa wordt getransporteerd.

Slide 10 - Question ouverte

De kleding moet van Azië naar Europa komen. Welke manier van transport is het goedkoopste?
A
Per boot
B
Per trein
C
Per vrachtwagen
D
Per vliegtuig

Slide 11 - Quiz

Hoe kom je makkelijk, snel en goedkoop van plek A naar plek B? 


A
B
Antwoord op volgende dia :) 

Slide 12 - Diapositive

Niet over land: veel bergen. 

Wel over zee met de boot. Niet ideaal, want je moest helemaal langs punt C. 

Dus een oplossing bedenken!
A
B
C

Slide 13 - Diapositive

Het Suezkanaal 
  • Egypte heeft een kanaal gegraven tussen de rode zee en de middellandse zee 
  • Zo hoefden de schepen niet helemaal langs Zuid Afrika op! 


  • Dit kanaal heet het Suez Kanaal 
  • Het kanaal is 193 kilometer lang
  • Het kanaal is in 1869 geopend :) 

Slide 14 - Diapositive

Gevolgen 
Door het Suez kanaal is er meer, sneller en goedkoper transport tussen Azië en Europa mogelijk. 
Heel fijn! 

Totdat het misgaat...bekijk het filmpje op de volgende dia!

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Gevolgen 
Doordat het Suez kanaal niet gebruikt kon worden door schepen, kwamen veel producten niet op de juiste tijd op de juiste plek.

Ook de schepen en containers waren al door andere bedrijven gereserveerd. Hierdoor konden deze bedrijven ook geen goederen transporteren. 

Kortom, de hele wereldeconomie lag plat :( 

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo

Haven in Rotterdam, de grootste van Europa 
Dit is het grootste container schip  van de wereld, klik op de afbeelding om het filmpje te starten 
Wist je dat er dagelijks 385.000 mensen in en om de Rotterdamse haven aan de slag zijn?

Slide 19 - Diapositive

In welke provincie ligt Rotterdam?
A
Noord Holland
B
Zuid Holland
C
Gelderland
D
Zeeland

Slide 20 - Quiz

Wat betekent het begrip werkgelegenheid?
A
Het aantal beschikbare banen
B
Het aantal mensen dat werkt
C
De mogelijkheid om een baan te zoeken
D
Joh, geen idee.

Slide 21 - Quiz

Bedenk waarom de haven van Rotterdam goed is voor de werkgelegenheid.

Slide 22 - Question ouverte

En dan.......als de kleding gekocht en gedragen is....
We maken even een sprongetje. 

De kleding is ondertussen gekocht en gedragen door de consument (koper). Wat gebeurt er daarna met de kleding? 

Slide 23 - Diapositive

Textiel afvalberg 
Op de volgende dia staat een vraag over deze staafgrafiek!

Slide 24 - Diapositive

In 2016 werd er meer kleding ingezameld dan weggegooid. Waar of niet waar?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quiz

Waar of niet waar? In 2016 werd meer kleding weggegooid dan in 2012?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quiz

Dit gebeurt er met de ingezamelde kleding.

Slide 27 - Diapositive

Dumpsites 
Veel van de ingezamelde kleding die naar Afrika gaat, eindigt op een dumpsite. 

De kleding is van te slechte kwaliteit om her te gebruiken....

Slide 28 - Diapositive

Wat zou een oplossing kunnen zijn voor deze dumpsites?

Slide 29 - Question ouverte

Slide 30 - Vidéo

Wat doe jij al?
A
Tweedehands kleding kopen
B
Gedragen, maar goede kleding weggeven
C
Niet elk seizoen nieuwe kleding kopen
D
Gedragen, oude kleding wegdoen voor recycling.

Slide 31 - Quiz

Tot slot
  • Je hebt veel lastige begrippen gezien deze LessonUp.  
  • Noteer deze begrippen op je leerdoelenkaart/in je klapper (waar je het terug kan vinden ;)) 
  • Ken jij ze nog? Maak de vragen op de volgende dia.
Consument, producent, transport, werkgelegenheid

Slide 32 - Diapositive

Wat betekent het begrip consument?
A
Koper
B
Verkoper
C
Maker

Slide 33 - Quiz

Wat betekent produceren?
A
maken
B
kopen
C
verkopen
D
opeten

Slide 34 - Quiz

Wat betekent het woord transport?
A
Vervoer
B
Veranderen
C
Bewegen

Slide 35 - Quiz

Wat betekent het begrip werkgelegenheid?
A
Het aantal beschikbare banen
B
Het aantal mensen dat werkt
C
De mogelijkheid om een baan te zoeken
D
Joh, geen idee.

Slide 36 - Quiz