3.1 rekenvolgorde

• Wiskunde
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Wiskunde!

Wiskunde

Dit doen wij vandaag

1.Doorlopen Hoofdstuk 3

2. Uitleg hoofdstuk 3.1

3. aan de slag met hoofdstuk 3.1

4. afsluiten

Doel: aan het einde van de les weet ik wat de begrippen  som, verschil, product en quotiënt  beteken. En weet ik de rekenvolgorde (weer).

Getallen 

Hoofdstuk 3 Getallen

1. rekenvolgorde

2. breuken

3. breuken en decimale getallen

4. decimale getallen en breuken

5. afronden

Dit wordt getoetst met een proefwerk.

Dit doen wij vandaag

1.Doorlopen Hoofdstuk 3

2. Uitleg hoofdstuk 3.1

3. aan de slag met hoofdstuk 3.1

4. afsluiten

Doel: aan het einde van de les weet ik wat de 

begrippen  som, verschil, product en quotiënt  

betekenen. En weet ik de rekenvolgorde (weer).

som, verschil, product, quotiënt

+ = som          vb  2+2 = 4

- = verschil    vb  4-2 = 2 

x = product   vb  2X4 = 8

: = quotiënt   vb  8:4 = 2

Volgorde van berekenen

Aanpak

Hoe is de volgorde waarin je berekeningen moet uitvoeren?

Reken uit wat tussen haakjes staat.

Ga vermenigvuldigen en delen van links naar rechts.

Ga optellen en aftrekken van links naar rechts.

Rekenvolgorde

1. Hoe

2. Moeten Wij

3. Van die

4. Onvoldoendes Afkomen

1. Haakjes ( op eenzame hoogte)  ()

2. Machten en wortels x²  √ 

3. Vermenigvuldigen en delen x :

4. Optellen en aftrekken. +  -

1. ( op eenzame hoogte)

vanaf '2' van links naar rechts. 

Voorbeeldjes

• Wat is de som van 8 en 5?
• 8+5=13
• Wat is het product van 8 en 5?
• 8x5=40
• Wat is het quotiënt van 40 en 4?
• 40:4=10
• Wat is het verschil van 8 en 5?
• 8-5=3

Nog mee voorbeeldjes

Bereken:            

       100:(50-5X5)=

• 100: (50-25)=
• 100:25=4

Even                                     oefenen

Wat is "som"?

1. +
2. -
3. :
4. x

Wat is "product"?

1. +
2. -
3. :
4. x

Wat is de juiste rekenvolgorde?

1. Haakjes, plus en min, keer en delen
2. Haakjes, keer en delen, plus en min
3. Keer en delen, haakjes, plus en min
4. Keer en delen, haakjes, plus en min

Wat is het verschil tussen deze getallen: 16 en 9

1. 25
2. 144
3. 7
4. 6

Wat is de quotiënt van deze getallen?
30 en 2

1. 8
2. 15
3. 2
4. 134

Bereken
6×5−12 : 2=

Dit doen wij vandaag

1.Doorlopen Hoofdstuk 3

2. Uitleg hoofdstuk 3.1

3. aan de slag met hoofdstuk 3.1

4. afsluiten

Doel: aan het einde van de les weet ik wat de begrippen  som, verschil, product en quotiënt  beteken. En weet ik de rekenvolgorde (weer).

Maak de volgende opdrachten

Wat? Hoofdstuk 3.1 opdracht 2,3,4,5, 7 en 8. blz. 92-94

Hoe? 10 minuten in stilte, daarna overleggen op fluistertoon

Vragen? wacht tot ik langsloop. Kijk eerst naar de voorbeelden.

Klaar? laat zien en nakijken en maak de uitdagende

              opdracht. 

Ook dat klaar? boek lezen/ huiswerk ander vak of

                              bij mij puzzel halen. 

Wat is het ezelsbruggetje voor de
rekenvolgorde

1. Moeten wij van onze onvoldoendes afkomen?
2. Wie haalt het eerst voldoendes van ons?
3. Hoe moeten wij van de onvoldoendes afkomen?
4. Hoe moeten wij voldoendes halen

los de volgende som op volgens de rekenvolgorde:
40 : (8 - 3 x 2)=

1. 40 : (5 x 2) 40 : 10 = 4
2. 5 - 3 x 2 = 2 x 2 = 4
3. 40 : (8 - 6)= 40 : 2 = 20

Reken deze som uit:
6 + 94 - 3 x 7=

THEMA REKENVOLGORDE

1. 679
2. 600
3. 79
4. 97

De som betekent

1. delen
2. vermenigvuldigen
3. optellen
4. aftellen

Dit doen wij vandaag

1.Doorlopen Hoofdstuk 3

2. Uitleg hoofdstuk 3.1

3. aan de slag met hoofdstuk 3.1

4. afsluiten

Doel: aan het einde van de les weet ik wat de begrippen  som, verschil, product en quotiënt  beteken. En weet ik de rekenvolgorde (weer).

Einde les, denk aan je huiswerk