H4 10.03.2022

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Willkommen

Donnerstag 10.03.2022

Die Planung

• Wiederholung der Grammatik (Klasse)
• Selbstständiges Arbeiten & Zeit für Fragen
• Die Prüfung besprechen

Die Modalverben

Wat is het verschil in betekenis tussen 'müssen' en 'sollen'?

dürfen

können

mogen (toestemming)

kunnen

houden van, lusten, lekker vinden

mögen

willen 

moeten (noodzaak)

weten

moeten (wil van iemand anders) 

wissen

müssen

Sollen

Wollen 

 Die modalverben und die Übersetzung 

• dürfen   (= mogen, toestemming hebben)
• können (= kunnen, in staat zijn)
• mögen  (= lusten, lekker vinden, houden van)
• müssen (= moeten, als noodzaak)
• sollen  (= moeten, als wens van een ander, aanraden, bevel)
• wollen  (= willen)
• (wissen = weten. Geen modaal ww, maar zelfde uitgangen)
  

wissen

Fülle aus:
[dürfen] ___ ich auf die Toilette gehen?

Fülle aus:
[müssen] Du ___ jetzt gehen, sonnst kommst du zu spät.

Fülle aus:
[mögen] ___ ihr Spinat?

Fülle aus:
[müssen] Er ___ zum Zahnarzt.

Der Konjunktiv II

Der Konjunktiv II

Hiermee druk je een mogelijkheid, wens, beleefdheid of voorstel uit.

Dit wordt ook wel de zou-vorm genoemd.

Hoe maak je deze werkwoordsvorm?

Meestal maak je de zou-vorm met het werkwoord würden.

Ich repariere das Auto --> Ich würde das Auto reparieren

De persoonsvorm vervang je door een vorm van würden. De persoonsvorm verplaatst naar het eind van de zin en staat in de Infinitiv (dus het hele werkwoord!).

Wenn alle Leute so wie Sie _________.
(zouden zijn)

_________ ihr das verstehen?

_________ du das bitte erklären?

Zet de zin in de zou-vorm:
Ich repariere das Auto.

Zet de zin in de zou-vorm:
Meine Mutter hat Kuchen gebacken.

Zet de zin in de zou-vorm:
Machst du das?

Zet de zin in de zou-vorm:
Wir wollen das nicht.

Und jetzt: üben!