English week 21 (21-05, 22-05)

English programme wk 21 (21-05, 22-05)
Introduction:                                   
  • Because of Ascension Day (Hemelvaart) this LessonUp content covers 1 lesson (45 mins) + FAQ's on the bookreport at the end of this Lessonup 
  • Make sure you have finished this lessonup before the end of Friday (22-05)               
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsVoortgezet speciaal onderwijs

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

English programme wk 21 (21-05, 22-05)
Introduction:                                   
  • Because of Ascension Day (Hemelvaart) this LessonUp content covers 1 lesson (45 mins) + FAQ's on the bookreport at the end of this Lessonup 
  • Make sure you have finished this lessonup before the end of Friday (22-05)               

Slide 1 - Diapositive

Warming up:
Unit 5, lessons 21, 22, 23 & 24
What do you remember of the previous lessons?
  • You read, and listened to, the story in the book.
  • You read through, and studied, the vocabulary  and Xpress yourself for lessons 21, 22 & 23.
  • You practiced with grammar: future (shall/will) (toekomende tijd), if-zinnen, some <> any (enige, enkele, een paar), past simple <> present perfectpossesion (bezit), and linking words (verbindingswoorden, signaalwoorden), 

Slide 2 - Diapositive

The Story:
Lesson 21: Mike is back at school after his accident, the teacher asks everyone to help him out around school. The subject for their Personal and Social Education class is teenage pregnancies.

Lesson 22:  Mike thinks his older sister might be pregnant, but it is not Sharon who has a problem, it is her friend Namil. Namil's parents have arranged a marriage for her, but Namil doesn't want an arranged marriage. 
  • In het Nederlands wordt 'arranged marriage' ook wel 'uithuwelijken' genoemd

Slide 3 - Diapositive

The Story:
Lesson 23: Namil receives a letter from Hussein, the man her parents want her to marry. He asks her to move to Rawalpindi after they get married, so she can finish her studies there. Namil sends Hussein a letter telling him that she will stay in England and doesn't want to marry him.

Lesson 24:  The text talks about the history of Gretna Green, a place in Scotland, where runaway lovers could get married at a young age and/or without consent (toestemming) from their parents. 

Slide 4 - Diapositive

Grammar repetition:
The next couple of slides contain the explanation (uitleg) of all grammar that has been discussed in this unit. This is all repetition (herhaling).

If you already know the grammar, skip (overslaan) the blue slides with explanation and just do the yellow slides with practice questions.

Slide 5 - Diapositive

Future, shall/will:            (CB p.111-112, A10)
Future: shall / will + hele werkwoord (toekomende tijd)
  • I will watch a movie tonight. / Shall we go out Saturday? 
  • Gebruik: Wanneer iets in de toekomst gaat gebeuren.

LET OP:
1. Bij I en We in vragende zinnen gebruik je shall in plaats van will
2. Vaak worden de korte vormen gebruikt
  • I'll go there next week. / She won't come with us tomorrow.


 

Slide 6 - Diapositive

Future, shall/will: Which is correct?
A
I'll go to the store tomorrow.
B
I go to the store tomorrow.

Slide 7 - Quiz

If-zinnen:                                (CB p.117, B10)
If-zinnen bestaan uit een hoofdzin en een bijzin.
  • De bijzin begint met 'if' en bevat een voorwaarde (Als dit gebeurt, dan . . . / Als we dat doen, dan . . .)
  • In de hoofdzin staat vaak een vorm van will.
  • You'll work better later on, if you take a break now. 

LET OP: in if-zinnen mag geen will/would/won't gebruikt worden in de bijzin. (Het deel dat met 'if' begint). 

Slide 8 - Diapositive

If-zinnen: Which is correct?
A
He will be better at soccer, if he practises.
B
If he will practise, he is better at soccer.

Slide 9 - Quiz

Past Simple & Present Perfect: (CB p.111, A9)
Past Simple: verb + ed (or irregular verb form)
  • I walked home yesterday. / He took the bus this morning.
  • Gebruik: Wanneer iets in het verleden is gebeurd en het is wel belangrijk wanneer.
Present Perfect: have or has + voltooid deelwoord (= verb + ed, or irr. form)
  • I have lived in Utrecht since 2011. / They have swum in the sea.
  • Gebruik: Wanneer iets is gebeurd en het is niet belangrijk wanneer. Of wanneer iets in het verleden begonnen is en het gaat nu nog steeds door. 



Slide 10 - Diapositive

Past Simple & Present Perfect: Which do you use?

"They . . . (wonen / to live) in Zeist since 2014."
A
lived
B
live
C
has lived
D
have lived

Slide 11 - Quiz

Past Simple & Present Perfect: Which do you use?

"We . . . (gaan / to go) to the movies yesterday."
A
go
B
has gone
C
went
D
have gone

Slide 12 - Quiz

Possession:                             (CB p.124, D2)
If we're talking about people
  • singular (enkelvoud)
always use 's (Jess's boyfriend / Amy's bag / My brother's bicycle /  Miss Feenstra's laptop)
  • plural (meervoud)
Does the word end with -s? --> use ' (My parents' car / The boys' lockerroom)
Does the word not end with -s? --> use 's (The women's hats / The people's choice / The children's toys)



Slide 13 - Diapositive

Possession:                             (CB p.124, D2)
If we're talking about objects:
  • of-construction (The start of the lesson / The windows of the car / The cap of the cola bottle)

LET OP: There is an exception (uitzondering) to the of-construction that we normally only use for objects:
She's a cousin of Rachid's. / He's a friend of my father's.

Slide 14 - Diapositive

Possesion: Which is correct?
A
Tess' bag is on the floor.
B
Tess's bag is on the floor.

Slide 15 - Quiz

Possesion: Which is correct?
A
The students' tests are missing.
B
The students's tests are missing.

Slide 16 - Quiz

Linking words:                     (CB p. 123, C12)
Linking words  (verbindingswoorden) are used to combine/connect two parts of a sentence.

Examples of English linking words are: and (en), because (omdat), but (maar), although (hoewel), unless (tenzij), so (dus), as soon as, while, whereas

Slide 17 - Diapositive

Which linking word fits the sentence? Drag (sleep) the correct answer to the box behind the sentence.
1. I love Star Wars . . . I hate Star Trek. 

2. We are not going outside . . . it's raining.

3. She likes pop music . . . she likes dance music too.
and
but
because

Slide 18 - Question de remorquage

Some <> Any:                          (CB p. 125, E1)
Some en any betekenen allebei enige / enkele / een paar
Can anybody come help me? / I just thought of something. / I don't think anybody knows what she's talking about. 

Wanneer gebruik je 'some' en wanneer 'any'?
- Bij een bevestigende zin: some              I met someone yesterday.
- Bij een vragende zin: any                           Do you have any cookies for me?
- Bij een ontkennende zin: any                   They don't listen to anybody!

LET OP: Lees de 3 uitzonderingen in het course book op blz.125!

Slide 19 - Diapositive

Some <> Any                           (CB p. 125, E1)

LET OP: Read through the 3 exceptions (uitzonderingen) to this rule in the course book on p. 125!

Slide 20 - Diapositive

Some or Any: Which is correct?
A
Why won't anybody listen?
B
Why won't somebody listen?

Slide 21 - Quiz

Catch-up or Selftest Unit 5:
  • Heb jij nog moeite met de grammatica Unit 5? Ga dan aan de slag met de Catch-up, want daar worden de regels stapsgewijs geïntroduceerd. --> WB p. 129-130

  • Heb jij de grammatica van Unit 5 al onder de knie? Maak dan de Selftest en kijk welke opdrachten je nog lastig vind of niet kunt maken zonder hulp uit het boek. --> WB p. 127-129

Slide 22 - Diapositive

Check your answers!
Check the answers for either the catch-up or the selftest of unit 5.

Find the answerbook on SOM
--> Go to English
--> Go to the jaarbijlagen 
--> Open: "Keys Workbook_New Interface Green (3H).pdf"
--> Find the answers to Unit 5, catch-up on page 30-31, and the answers to Unit 5, selftest on page 30.

Slide 23 - Diapositive

Boekverslag FAQ's 
FAQ's = Frequently Asked Questions / veelgestelde vragen
  • Waar kan ik een boek halen?
De bibliotheken zijn weer open! Of vraag jouw ouders/verzorgers/begeleider /broer of zus/de buurman/een vage kennis of ze een boek voor je hebben. Een boek (online) kopen mag natuurlijk ook, maar hoeft niet.
  • Welk boek kan/mag/zal ik lezen?
Persoonlijk zou ik een boek kiezen uit de Young Adult sectie, maar dat hoeft niet. Er staat ook een grote lijst met boeken op SOM in de jaarbijlagen. Dit zijn boeken die leerlingen in 4 vmbo-tl gelezen hebben.

Slide 24 - Diapositive

Boekverslag FAQ's
  • Mag ik . . . . . (titel van boek) lezen? 
Als je niet zeker weet of je een geschikt boek hebt, stuur mij een mailtje met de titel van jouw boek via dfeenstra@bbonderwijs.nl (een afspraak maken om te videobellen kan uiteraard ook!)
  • Wanneer moet het boekverslag ingeleverd worden?
Je levert het boekverslag uiterlijk donderdag 25-06 in. Mochten we die dag niet op school zijn, dan lever je het via e-mail in.
  • Ik hou niet van lezen, kan ik niet gewoon een film/verfilming kijken?
Nee.

Slide 25 - Diapositive

Boekverslag FAQ's
  • Moet het verslag/de samenvatting in het Engels worden geschreven?
Jazeker, het hele verslag schrijf jij in het Engels. 
  • Wat wordt er bedoeld met pre-reading vraag 3: "hoe ziet het boek er aan de binnenkant uit"?
Denk aan dingen zoals: Is de tekst geschreven als brieven/e-mails of als een blok tekst? Zijn er korte of lange hoofdstukken (zijn er uberhaupt hoofdstukken)? Staat er een tekening/kaart/enz in de kaft of aan het begin van het boek? Is alles zwart/wit of heeft het boek kleur? Zijn er afbeeldingen? Is het lettertype overal hetzelfde?

Slide 26 - Diapositive