4MD 1.1: De Nederlandse staatsinrichting nu

• Geschiedenis
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

Hoofdstuk 1: Nederland van 

1848 tot 1914

Uitleg leerstof 

Kijk/luister goed. Mobiel bij de hand! 

Vragen komen tussendoor!

Na uitleg: zelfstandig aan de slag met de vragen van 1.1!

(eerst voor jezelf, daarna in klein groepje voor wie wil)

Waarom begint dit hoofdstuk in 1848?

1. Toen werd het algemeen kiesrecht ingevoerd.
2. Nederland kreeg toen een nieuwe grondwet.
3. Er brak toen een oorlog uit met België.
4. Ons land werd toen een koninkrijk.

Waarom eindigt dit hoofdstuk in 1914?

1. Begin Eerste Wereldoorlog
2. Einde Eerste Wereldoorog
3. Begin Tweede Wereldoorlog
4. Einde Tweede Wereldoorlog

Welke zin is waar?

1. Een monarchie heeft een gekozen staatshoofd
2. Een monarchie heeft een president als staatshoofd
3. Een republiek heeft een vorst als koning
4. Een republiek heeft een gekozen staatshoofd

Monarchie

Democratie

Rechtsstaat

Land met erfelijk vorst

Volk kiest bestuurders

Iedereen houdt zich aan de wet

Parlementaire democratie.

De regering bestuurt het land

De regering is afhankelijk van het parlement; parlementaire democratie.

Het parlement is door het volk gekozen --> Democratie

Het parlement bestaat uit de Eerste en Tweede Kamer.  Zij zijn de volksvertegenwoordiging.

Landen met een alleenheerser: dictatuur!

Nederland is een parlementaire democratie. Uit welke 2 besturen vormen samen ons parlement?

Noem een belangrijk verschil tussen een democratie en een dictatuur

Noem een voorbeeld van iets dat in onze grondwet staat.

Waarom is onze rechtspraak onafhankelijk?

1. Rechters zijn niet ondergeschikt aan de regering
2. Rechters zijn in dienst van de regering
3. Rechters worden door de koning benoemd
4. Rechters hoeven zich niet aan de grondwet te houden

De regering

Regering = kabinet + koning.

Kabinet = ministers + staatssecretarissen

                                   (onderministers)

Regeringsleider = minister-president (premier)

Koning vergadert niet mee; ondertekent alleen wetten.

Regering heeft 2 taken; land besturen + wetten maken.

Wie is in Nederland de regeringsleider?

1. De koning
2. De Tweede Kamer
3. De minister-president
4. De minister van justitie

De regering bestaat uit...

1. De koning
2. De koning, ministers en staatssecretarissen
3. De Tweede Kamer
4. De koning en ministers

Wie moeten een wet goedkeuren voor die kan worden ingevoerd?

1. Alleen de Tweede Kamer
2. Alleen de Eerste Kamer
3. Alleen de koning
4. De Eerste en Tweede Kamer

Uitdelen blad met wetgevende  + controlerende bevoegdheden

Bewaar dit blad goed!

Een lid van de Tweede Kamer vraagt een minister om uitleg. Welk recht is dit?

1. Recht van budget
2. Recht van initiatief
3. Recht van enquete
4. Recht van interpellatie

Welk recht heeft de Eerste Kamer NIET?

1. Recht van amendement
2. Recht van interpellatie
3. Recht van budget
4. Recht van enquête

Wat houdt het recht van initiatief in?

1. Een wetsvoorstel wijzigen
2. Een wetsvoorstel indienen
3. Onderzoek laten doen
4. Uitgaven verbieden

Welke zin is NIET waar?

1. 1x in de 4 jaar zijn er verkiezingen voor de Tweede Kamer
2. De Tweede Kamer telt 150 leden
3. Partijen in de regering noemen we de oppositie
4. Partijen die in de regering zitten noemen we de coalitie

Andere voorbeelden van klassieke grondrechten:

Vrijheid van godsdienst

Vrijheid van onderwijs

Vrijheid van drukpers

Andere voorbeelden van sociale grondrechten

Recht op gezondheidszorg

Recht op onderwijs

Recht op werk

Recht op woongelegenheid

Wat is een voorbeeld van een klassiek grondrecht?

1. Recht op vrijheid van meningsuiting
2. Recht op bewoonbaarheid
3. Recht op bestaanszekerheid
4. Recht op rechtsbijstand

Wat is een voorbeeld van een sociaal grondrecht?

1. Vrijheid van vereniging & vergadering
2. Recht op gezondheidszorg
3. Recht op vrijheid van drukpers
4. Vrijheid van godsdienst

Hoe vond je het om de leerstof op deze manier te behandelen?

😒🙁😐🙂😃