werkwoord être
1 / 18
La durée de la leçon est: 45 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
A. optreden
B. ontdekt worden
C. zin hebben om te
A. ik
B. hij/ zij
C. wij
D. jullie/ u
E. jij
F. zij (meerv.)
1. je
2. tu
3. il/elle
4. nous
5. vous
6. ils/elles
Slide 2 - Question de remorquage
A. optreden
B. ontdekt worden
C. zin hebben om te
A. zij heeft
B. zij zijn
C. jij/je hebt
D. wij/we zijn
E. jij / je bent
F. wij hebben
1. nous avons
2. tu es
3. ils sont
4. tu as
5. nous sommes
6. elle a
Slide 3 - Question de remorquage
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Tu (être)
A
as
B
est
C
es
D
sont
Slide 6 - Quiz
Nous (être)
A
faisons
B
avons
C
êtes
D
sommes
Slide 7 - Quiz
Je .... une fille.
A
est
B
être
C
suis
D
as
Slide 8 - Quiz
A. optreden
B. ontdekt worden
C. zin hebben om te
A. zij heeft
B. zij zijn
C. jij/je hebt
D. wij/we zijn
E. jij / je bent
F. wij hebben
1. nous avons
2. tu es
3. ils sont
4. tu as
5. nous sommes
6. elle a
