3. Waarom zijn de fouten die je hebt opgeschreven, fout?
Slide 3 - Diapositive
Hablamos de los errores
Slide 4 - Diapositive
¿Y ahora? Corregir los deberes
ejercicios 5, 6, 9, 10
Slide 5 - Diapositive
ser - estar - hay
ser = zijn (kenmerken, definities)
Maria es una chica simpática.
estar = zijn, zich bevinden, plaatsbepaling of tijdelijke toestand
Holanda está en el norte de Europa.
Manolo está muy triste hoy.
hay = er is, er zijn
Hay muchos museos en Madrid.
Slide 6 - Diapositive
Ser vs Estar
1.) Quito....................en el Ecuador. (4.) ¿Dónde........... los cajeros automáticos?
2.) ........los restaurantes de Noor y Nikita. (5.) Mi colegio.................... cerca de mi casa.
3.) ................ un virus, se llama Corona. (6.) Los bolsos................ en la mesa.
Slide 7 - Question ouverte
En parejas, repite las frases en voz alta
timer
2:00
Slide 8 - Diapositive
Hoe vertaal je de volgende zinnen?
Om te vragen
1. Hebben jullie vriendjes?
2. Hebben zij wel eens een vriendinnetje gehad?
3. En, wat haar persoonlijkheid betreft?
4. Is het belangrijk dat jullie verschillend zijn?
Om te antwoorden
1. Ja, ik heb heb mijn wederhelft al gevonden.
2. Jawel, maar mijn ex is soms erg egoistisch
3. Hij is een actief en sportief persoon, en eerlijk en spontaan
4. Mijn ideale vriendje heeft korte blonde krullen, en een baardje
5. Ja, hij moet wel rustig zijn, net zoals ik.
List@? Begin aan ejercicio 17
timer
12:00
Slide 9 - Diapositive
Hablamos español
16D
Instructies:
verzamel 5 gesprekjes, leer zoveel mogelijk uit je hoofd
timer
5:00
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
¿Qué hemos hecho hasta ahora?
SER vs ESTAR
describir a personas
Slide 12 - Diapositive
IMPORTANTE! 2 pasados
1. Presente Perfecto: ¿Cuándo se usa?
Welke signaalwoorden horen bij de 1. presente perfecto?
Een gebeurtenis die in het verleden plaatsvond maar die nog niet is afgesloten.
hoy, esta tarde, esta semana, este año, nunca, ya, todavía no.....
Slide 13 - Diapositive
2. El pretérito indefinido
=> voor gebeurtenissen die op een bepaald moment in het verleden plaatsvonden. Deze gebeurtenissen zijn afgesloten en hebben voor de spreker geen verband met het heden.
El verano pasado fui a España
El domingo estudié mucho
Slide 14 - Diapositive
Pretérito Indefinido
Hoe vervoeg je dan bailar/correr/escribir?
Schrijf op in je schrift
timer
5:00
Slide 15 - Diapositive
hablé
bebisteis
vivisteis
nacieron
cantamos
naciste
viviste
cantó
bebieron
Yo- hablar
ellos/ellas-beber
tú- nacer
él/ella- cantar
vosotros- vivir
ellos/ellas- nacer
nosotros- cantar
vosotros-beber
Tú-vivir
Slide 16 - Question de remorquage
gisteren
in 2002
afgelopen/vorige week
de laatste keer
drie jaar geleden
Ayer
la última vez
Hace tres años
la semana pasada
En 2002
Slide 17 - Question de remorquage
Pretérito perfecto
Hoyhe bebido café.
Este año (2020) he estudiado mucho.
Pretérito indefinido
Ayerbebí café.
El año pasado (2019) estudié mucho.
Ahora: escribe 6 frases en tu cuaderno. 3 en el PP y 3 en el PI. Intercambia con tu vecin@