Les 1 Starttaal instap B thema 1 t.m. blz 10

• Nederlands
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 1

Starttaal Instap

Nederlands

Taak A: Deze woorden ken ik al

In deze taak leer je over:

woorden die horen bij stage en werk

het stageverslag

Taak A: Deze woorden ken ik al.

Neem voor je :

Bladzijde 8.

Schrijf de datum bovenaan de bladzijde.

Schrijf het woord op de juiste plaats. Hoort het bij stage en werk of hoort het woord bij school?

collega's

Schrijf het woord op de juiste plaats. Hoort het bij stage en werk of hoort het woord bij school?

Docent

Schrijf het woord op de juiste plaats. Hoort het bij stage en werk of hoort het woord bij school?

Externe stage

Schrijf het woord op de juiste plaats. Hoort het bij stage en werk of hoort het woord bij school?

kantine

Schrijf het woord op de juiste plaats. Hoort het bij stage en werk of hoort het woord bij school?

klasgenoten

Schrijf het woord op de juiste plaats. Hoort het bij stage en werk of hoort het woord bij school?

leidinggevende

Schrijf het woord op de juiste plaats. Hoort het bij stage en werk of hoort het woord bij school?

Pauze

Schrijf het woord op de juiste plaats. Hoort het bij stage en werk of hoort het woord bij school?

Praktijklokaal

Schrijf het woord op de juiste plaats. Hoort het bij stage en werk of hoort het woord bij school?

Rooster

Schrijf het woord op de juiste plaats. Hoort het bij stage en werk of hoort het woord bij school?

Samenwerken

Schrijf het woord op de juiste plaats. Hoort het bij stage en werk of hoort het woord bij school?

Stagebegeleider

Schrijf het woord op de juiste plaats. Hoort het bij stage en werk of hoort het woord bij school?

Stagecontract

Schrijf het woord op de juiste plaats. Hoort het bij stage en werk of hoort het woord bij school?

Werk

Schrijf het woord op de juiste plaats. Hoort het bij stage en werk of hoort het woord bij school?

werkoverleg

Schrijf het woord op de juiste plaats. Hoort het bij stage en werk of hoort het woord bij school?

werkvloer

Bladzijde 9

Lees samen met jouw schoudermaatje de belangrijke woorden. Een leest het woord de ander de betekenis.

Zo lees je de hele bladzijde om en om.

Aan de slag!

Opdracht 2, bladzijde 10.

Klaar? Ga verder met basisacademie begrijpend lezen.