6.2 Wat doet de overheid voor ons?

6.2 Wat doet de overheid voor ons?
Hoofdstuk 6 Wat regelt de overheid?
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

6.2 Wat doet de overheid voor ons?
Hoofdstuk 6 Wat regelt de overheid?

Slide 1 - Diapositive

Wat weten we nog/al?

Slide 2 - Diapositive

Waarvoor is de gemeente verantwoordelijk?
A
Internationale handelsovereenkomsten
B
Nationaal defensiebeleid
C
Belastingwetgeving
D
Lokale zaken zoals afvalbeheer en vergunningen

Slide 3 - Quiz

Wie regelt alles in je woonplaats?
A
De provincie
B
De gemeente
C
De rijksoverheid
D
De EU

Slide 4 - Quiz

Wat regelt het bestuur van de provincie?
A
Nationale wetgeving, internationale handel, landelijke infrastructuur, energievoorziening
B
Openbaar vervoer, drinkwatervoorziening, stedelijke uitbreiding, natuurbehoud

Slide 5 - Quiz

Welk orgaan bestaat uit de koning en ministers?
A
De regering
B
De Tweede Kamer
C
De gemeenteraad
D
De provinciale staten

Slide 6 - Quiz

Begrippen paragraaf 6.1 
  • Overheid
  • Ambtenaren
  • Gemeente
  • Infrastructuur
  • Rijksoverheid

Slide 7 - Diapositive

Leerdoelen 6.2
  • Je weet wat bedoeld wordt met collectieve voorzieningen en de collectieve sector.
  • Je kunt met voorbeelden uitleggen wat sociale zekerheid is.
  • Je weet waarom er sociale premies op je loon worden ingehouden.
  • Je weet wat het verschil is tussen de particuliere en de collectieve sector.

Slide 8 - Diapositive

Collectieve sector
  • De overheid zorgt voor veel voorzieningen, denk aan brandweer, wegen, politie etc.
  • Van deze voorzieningen mag iedereen gebruik maken en worden betaald door de overheid.
  • Dit noem je collectieve voorzieningen.
  • De overheid en instellingen die zorgen voor de uitkeringen, noem je samen de collectieve sector
  • De collectieve sector hoeft geen winst te maken, maar moet wel uitkomen met het beschikbare geld.

Slide 9 - Diapositive

Welke sector hoeft geen winst te maken, maar moet wel uitkomen met het beschikbare geld?
A
Commerciële sector
B
Private sector
C
Industriële sector
D
Collectieve sector

Slide 10 - Quiz

Klassikaal opdracht 18

Slide 11 - Diapositive

Sociale zekerheid
  • Als je ziek bent of geen werk hebt, kun je in bepaalde gevallen een uitkering krijgen van de overheid.
  • Zo is in de Werkloosheidswet geregeld dat een werklozen een WW-uitkering kan krijgen.
  • In de Algemene Oudersdomswet is geregeld dat iedereen vanaf zijn pensioenleeftijd een AOW-uitkering krijgt.
  • Alle regelingen waarbij de overheid ervoor zorgt dat mensen die geen of te weinig inkomen hebben een uitkering krijgen, noem je de sociale zekerheid

Slide 12 - Diapositive

Wat is sociale zekerheid?
A
Een belastingkorting voor gepensioneerden.
B
Een uitkering van de overheid voor mensen zonder inkomen.
C
Een lening van de overheid voor werklozen.
D
Een subsidie van de overheid voor studenten.

Slide 13 - Quiz

Klassikaal opdracht 22

Slide 14 - Diapositive

Sociale premies
  • Er zijn veel mensen die een uitkering krijgen, de overheid heeft dus veel geld nodig om de uitkeringen te betalen. 
  • Wij zijn een sociaal land. Sociaal betekent dat je rekening houdt met anderen.
  • Daarom staat iedereen een deel van zijn inkomsten af voor mensen die zelf geen of te weinig inkomen hebben.
  • Daarvoor worden op het brutoloon van werknemers sociale premies ingehouden.
  • Met deze premies worden de uitkeringen betaald.

Slide 15 - Diapositive

Waarvoor worden sociale premies ingehouden op het brutoloon van werknemers?
A
Om de belastingen te verhogen
B
Om werknemers te straffen
C
Om winst voor de overheid te maken
D
Om uitkeringen te betalen

Slide 16 - Quiz

Klassikaal opdracht 27

Slide 17 - Diapositive

Particuliere sector
  • De collectieve sector is niet bedoeld om winst te maken.
  • Als je in een bedrijf werkt, is dat anders.
  • Bedrijven zijn commercieel, ze moeten wel winst maken.
  • Alleen als ze producten verkopen en daar geld aan verdienen kunnen ze bestaan.
  • Bedrijven en burgers behoren tot de particuliere sector.

Slide 18 - Diapositive

Wat is het doel van bedrijven in de particuliere sector?
A
Winst maken
B
Geen winst maken
C
Sociale diensten verlenen
D
Publieke goederen leveren

Slide 19 - Quiz

Klassikaal opdracht 31

Slide 20 - Diapositive

Begrippen paragraaf 6.2
  • Collectieve voorzieningen
  • Collectieve sector
  • Sociale zekerheid
  • Sociale premies
  • Particuliere sector

Slide 21 - Diapositive

Je kunt nu
  • Je weet wat bedoeld wordt met collectieve voorzieningen en de collectieve sector.
  • Je kunt met voorbeelden uitleggen wat sociale zekerheid is.
  • Je weet waarom er sociale premies op je loon worden ingehouden.
  • Je weet wat het verschil is tussen de particuliere en de collectieve sector.

Slide 22 - Diapositive

Aan het werk!
Maken opdrachten 6.2: 18, 19, 20, 22, 23, 24, 26, 27, 29, 31 en 32
Klaar?
Laten checken bij docent, bij goedkeuring nakijken.
Klaar?  Werk laten zien aan docent.
Veel fout? -> Maken herhalingsopdrachten 6.2
Veel goed? -> Maken plusopdrachten 6.2 

 

timer
25:00

Slide 23 - Diapositive