Klas 2 week 40 bezittelijk vnw

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

BONJOUR

Leerdoel

Na deze les weet je (weer) alles over het bezittelijk voornaamwoord

Grammaire - bezittelijk voornaamwoord

Mijn kamer is niet groot. 

Hoe ziet jouw kamer eruit? 

Haar tas is vies. 

Haar tassen zijn allemaal vies. 

• Geeft aan van wie iets is 

Grammaire - bezittelijk voornaamwoord

In het Frans kijk je niet alleen naar van wie iets is, maar óók of het zelfstandig naamwoord mannelijk, vrouwelijk of meervoud is. 

Mon père est sévère. 

Ma mère est sympa. 

Bezittelijk voornaamwoord - Enkelvoud

	Mijn	Jouw	Zijn/haar
Mannelijk	Mon	Ton	Son
Vrouwelijk	Ma	Ta	Sa
Meervoud	Mes	Tes	Ses

Bezittelijk voornaamwoord

Mijn rugzak is zwaar - Mon sac à dos est lourd (mannelijk)

Mijn etui is rood - Ma trousse est rouge (vrouwelijk)

Mijn docenten zijn grappig - Mes profs sont marrants (meervoud)

Bezittelijk voornaamwoord

Let op! Als het woord vrouwelijk is én met een klinker begint, krijg je toch de mannelijke vorm (klinkerbotsing)

X Ta amie est marrante (jouw vriendin is grappig) 

Ton amie est marrante 

Bezittelijk voornaamwoord

Let op! Son/sa/ses kan zowel zijn als haar betekenen. 

Son tableau est beau - Zijn/haar schilderij is mooi. 

Sa chambre est grande - Zijn/haar kamer is groot. 

Ses parents sont sympas - Zijn/haar ouders zijn aardig. 

Prends ton livre

Klas1:

Page 123 - Bezittelijk voornaamwoord

Page 124 - 30c, 30d, 30e & 31a, 31b

Klas 2:

Page 46 - 30a + uitleg

Page 47 - 30d en 30e

Bezittelijk voornaamwoord

Mon/ma/mes (mijn)

Ton/ta/tes (jouw)

Son/sa/ses (zijn/haar)

Enkelvoudsvormen

Meervoudsvormen

	Enkelvoud	Meervoud
Ons, onze	Notre	Nos
Uw, jullie	Votre	Vos
Hun	Leur	Leurs

Even oefenen .. 

1. ..... prof est malade (onze) 

2. ..... profs sont malades (onze) 

3. ...... école est très grande (jullie) 

4. ...... école est petite (hun) 

5. ....... écoles sont différentes (hun) 

Even oefenen .. 

1. ...... ami Jean est heureux. (mijn)

2. ..... amis sont marrants. (uw) 

3. ...... matière préférée, c'est l'anglais (jouw) 

4. ...... école est petite (onze) 

5. ....... profs sont sévères (hun)