Paragraaf 9: sterke en zwakke werkwoorden

Welkom bij Nederlands
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Welkom bij Nederlands

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen?
1. Les doel van vandaag
2. Instructie
3. Samen beginnen
4. Paragraaf afmaken
5. Afsluiting les 
6. Stillezen

Slide 2 - Diapositive

Lesdoel


Ik kan sterke en zwakke werkwoorden gebruiken en herkennen

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Slide 6 - Diapositive

Is het werkwoord sterk of zwak?
kloppen
bedenken
reizen
koken
slapen
verhuizen
vastmaken
vertellen
zwakke werkwoorden
sterke werkwoorden

Slide 7 - Question de remorquage

Wat is het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden?
A
sterke werkwoorden veranderen in de verleden tijd van klinker, zwakke niet.
B
zwakke werkwoorden veranderen in de verleden tijd van klinker, sterke niet.

Slide 8 - Quiz

Sterk of zwak werkwoord?
'Lopen'
A
Sterk
B
Zwak

Slide 9 - Quiz

Sterk of zwak werkwoord?
'werken'
A
Sterk
B
Zwak

Slide 10 - Quiz

Sterk of zwak werkwoord?
'Lezen'
A
Sterk
B
Zwak

Slide 11 - Quiz


Blijft de klank van -geven- in de verleden tijd hetzelfde?
A
Ja, het is een zwak werkwoord
B
Nee, het is een sterk werkwoord

Slide 12 - Quiz

Sterk of zwak werkwoord?
Sterk werkwoord
Zwak werkwoord
stoppen
hebben
dansen
worden
schrijven
boffen
lopen
zijn
fietsen
lachen

Slide 13 - Question de remorquage

Aan de slag
Je maakt opdracht 1 t/m 3 ( blz. 240)

Je mag samenwerken, zacht overleggen

Klaar? Laat je werk door mij controleren

Slide 14 - Diapositive

Afsluiting van de les
Wat heb ik geleerd?
Wat kan ik vertellen over sterke en zwakke werkwoorden?

Slide 15 - Diapositive

timer
15:00
Pak je leesboek voor je!

Slide 16 - Diapositive