Woordenschat - Voor- en achtervoegsels

Voorvoegsels en achtervoegsels
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Voorvoegsels en achtervoegsels

Slide 1 - Diapositive

Deze les
Opdracht woordenschat
Uitleg voor- en achtervoegsels
Aan de slag

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
Je leert de betekenis van veel voorkomende voor- en achtervoegsels.
Je leert de betekenis van woorden vinden met behulp van voor- en achtervoegsels.

Slide 3 - Diapositive

Verbind de grondwoorden met het passende voor- of achtervoegsel
a
her
vol
on
aller
liefde
kennen
beste
eerlijk
sociaal

Slide 4 - Question de remorquage

Betekenis

Door een voor- of achtervoegsel verandert de betekenis van een woord.

Kijk dus altijd goed in de zin wat er precies bedoeld wordt.



Het einde van de film is prachtig.

De docent kan eindeloos doorzeuren over mijn punt.


Slide 5 - Diapositive

Voorvoegsel

Er zijn woorden met een stukje ervóór, 
dat is een voorvoegsel.

Dus:
onaardig betekent niet aardig
Bijvoorbeeld: het stukje on- betekent niet.

Slide 6 - Diapositive

Woorden met voorvoegsel


Het voorvoegsel is meestal geen echt woord, maar geeft het kernwoord een andere betekenis.


Bijvoorbeeld:

gebruiken - hergebruiken

Slide 7 - Diapositive

Veelvoorkomende voorvoegsels
Voorbeeld

a-: niet

anti-: tegen

non-: niet

mis-: verkeerd, fout

wan-: slecht, verkeerd

her-: weer, opnieuw

ex-: niet meer

mini-: heel klein

inter-: tussen 2 of meer gebieden

asociaal

antipthie

non-actief

misdragen

wantoestand

herinrichten

ex-man

minibus

interland

Slide 8 - Diapositive

Achtervoegsels
Door het achtervoegsel kan de betekenis van het woord veranderen. 

Slide 9 - Diapositive

Achtervoegsels
Veelvoorkomende achtervoegsels:
-aard, -isch, -ing, -ig, -sel, -loos, -vol, -lijk, -aar, -lijk, -heid, -teit, -baar, -atie.

Slide 10 - Diapositive

Betekenis achtervoegsels
-loos: waardeloos = zonder waarde
-vol: smaakvol = met veel smaak
-vol: waardevol = met veel waarde
-lijks: wekelijks = elke week

Slide 11 - Diapositive

Voorbeelden 
blijheid
duidelijk
afdeling
aardig
aansteker
eigenaar
aaibaar
fantastisch

Slide 12 - Diapositive

voorvoegsels
Het voorvoegsel mis- betekent: slecht/verkeerd.

Het voorvoegsel on- betekent: niet.
Het voorvoegsel wan- betekent: geen/slecht.
Het voorvoegsel her- betekent: nog een keer.


Slide 13 - Diapositive

achtervoegsels
Het achtervoegsel -achtig betekent: een beetje als.



Het achtervoegsel -baar betekent: kan.
Het achtervoegsel -loos betekent: zonder.
Het achtervoegsel -vol betekent: met veel.
Het achtervoegsel -arm betekent: met weinig.
Het achtervoegsel -rijk betekent: met veel.




Slide 14 - Diapositive

Waarom?

  • Door voor- en achtervoegsels verandert de betekenis van een woord.

  • Kijk dus altijd goed in de zin wat er precies bedoeld wordt.



Slide 15 - Diapositive

Wat is de betekenis van het voorvoegsel ex-?
A
zonder
B
opnieuw
C
niet meer
D
slecht

Slide 16 - Quiz

Wat is de betekenis van het voorvoegsel mis-?
A
zonder
B
opnieuw
C
niet meer
D
verkeerd

Slide 17 - Quiz

Wat is de betekenis van het voorvoegsel wan-?
A
zonder
B
opnieuw
C
niet meer
D
slecht

Slide 18 - Quiz

uit te klappen

Slide 19 - Question ouverte

te betalen

Slide 20 - Question ouverte

dat wat je gebakken hebt

Slide 21 - Question ouverte

Wat betekent
non-actief
A
weer actief
B
niet actief

Slide 22 - Quiz

Wat betekent
herkauwers
A
een dier dat zijn eten opnieuw kauwt
B
een dier dat zijn eten meteen goed kauwt

Slide 23 - Quiz


een trein die tussen twee steden rijdt
A
intercity
B
stoptrein
C
sneltrein
D
locomotief

Slide 24 - Quiz


kleine reep
A
ex-reep
B
antireep
C
minireep
D
herreep

Slide 25 - Quiz

Aan de slag
Numo 20 minuten 

KB22: Opdracht 1-7 op bladzijde 76-79

MA22: Opdracht 1, 3-6 op bladzijde 102-105, opdracht 2 op bladzijde 77

Slide 26 - Diapositive

Wat is de betekenis van het voorvoegsel anti-?

A
zonder
B
opnieuw
C
tegen
D
verkeerd

Slide 27 - Quiz

Wat is de betekenis van het voorvoegsel her-?
A
zonder
B
opnieuw
C
niet meer
D
niet

Slide 28 - Quiz

iemand die lui is

Slide 29 - Question ouverte

dat wat overblijft

Slide 30 - Question ouverte

Wat betekent
interregionaal
A
in de regio's
B
tussen regio's

Slide 31 - Quiz

Wat betekent
ex-voorzitter
A
iemand die vroeger voorzitter was
B
verkeerde voorzitter

Slide 32 - Quiz


opnieuw verdelen
A
interverdelen
B
herverdelen
C
weerverdelen
D
wanverdelen

Slide 33 - Quiz


een aankoop waarover de achteraf niet tevreden was
A
miskoop
B
wankoop
C
herkoop
D
interkoop

Slide 34 - Quiz

Wat wist je al?

Slide 35 - Question ouverte

Is er iets wat je nog niet zo goed snapt?
Zo ja, schrijf dit op.

Slide 36 - Question ouverte