Festwoche

nach kan 'na' betekenen
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 2

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

nach kan 'na' betekenen

Slide 1 - Diapositive

Festwoche 
We spelen de komende lessen een wedstrijd. 
Het team dat de laatste les de meeste punten heeft verzameld, wint!

Slide 2 - Diapositive

Teams
Jullie zijn verdeeld in teams.
Je kunt vragen per team moeten beantwoorden. 
Je kunt ook individueel punten verdienen voor je team. 
Bedenk een teamnaam. 1 Persoon logt met deze naam in op een laptop. 

Slide 3 - Diapositive

Runde 1  Landeskunde
Teamvragen 
Je bedenkt met het team wat het juiste antwoord moet zijn.
1 Persoon geeft slechts antwoord. 

Slide 4 - Diapositive

Waar ligt de stad München in Duitsland?
A
in het noorden
B
in het oosten
C
in het westen
D
in het zuiden

Slide 5 - Quiz

Wat is een Schultüte?
A
een rugzak
B
een tas voor schoolboeken
C
een puntzak met cadeautjes
D
een balletrokje

Slide 6 - Quiz

In welk jaar is de Berlijnse muur gebouwd?
A
1939
B
1945
C
1961
D
1972

Slide 7 - Quiz

Runde 2  Spelling
Jullie krijgen zo een woord ( met lidwoord ) te zien. 
Steek het groene kaartje omhoog als je denkt dat het juist is.
Steek het rode kaartje omhoog als je denk dat het onjuist is. 
Voor elke juist antwoord een punt per leerling voor je team. 
Als het stoplicht op rood staan, mag je niet meer wisselen.

Slide 8 - Diapositive

die Käse 

Slide 9 - Diapositive

die Küche

Slide 10 - Diapositive

Fruhstücken 

Slide 11 - Diapositive

die Geschwester

Slide 12 - Diapositive

das Gemüse

Slide 13 - Diapositive

Runde 3  werkwoorden 
In de volgende zinnen moeten jullie de juiste vorm van het werkwoord invullen. 
Per team vullen jullie 1 antwoord in.

Slide 14 - Diapositive

Meine Mutter ( wohnen ) ....... in Aachen.

Slide 15 - Question ouverte

Wo ( arbeiten ) ......... ihr?

Slide 16 - Question ouverte

Seit wann ( leben ) ............ Sie in Spanien?

Slide 17 - Question ouverte

Du ( müssen ) ............. jetzt zum Arzt.

Slide 18 - Question ouverte

Warum ( antworten ) ...... er nicht?

Slide 19 - Question ouverte

Slide 20 - Diapositive

Runde 4
Met je team schrijf je in 3 minuten zoveel mogelijk woorden op die met een bepaald thema te maken hebben. ( Thema volgt zo )
Slechts 1 persoon mag de woorden opschrijven. 
Schrijf het teamnaam boven aan het blaadje. 
Denk aan hoofdletters!
Als het tijd is gelijk pen neerleggen. 
timer
3:00

Slide 21 - Diapositive

Runde 5 Wat hoort bij elkaar? 
Jullie krijgen 4 sleepvragen.
Overleg goed met elkaar.

Slide 22 - Diapositive

Sleep het juiste gerecht/product naar het juiste land
Österreich
Deutschland
die Schweiz

Slide 23 - Question de remorquage

Österreich
Deutschland
die Schweiz

Slide 24 - Question de remorquage

Tekst
das Kino
tanzen
die Farbe
fernsehen
die Ferien

Slide 25 - Question de remorquage

Welche Hobbys gehören zusammen?
kochen
Musik hören
Fußball spielen
zeichnen
reiten
tanzen

Slide 26 - Question de remorquage

    Runde 6 Richtig oder Falsch?
Je krijgt nu vragen over de naamvallen.
Steek het groene kaartje omhoog als je denkt dat de zin juist is.
Steek het rode kaartje omhoog als je denkt dat de zin onjuist is.
Je mag niet meer wisselen als het stoplicht op rood staat. 

Slide 27 - Diapositive

Das Buch ist von mir.

Slide 28 - Diapositive

Warum ist das Geschenk für dir?

Slide 29 - Diapositive

Ich fahre ohne ihn nach Berlin

Slide 30 - Diapositive

gegen betekent gaan 

Slide 31 - Diapositive

Runde 8 quizvragen
Wat is het juiste antwoord? 

Slide 32 - Diapositive

Oostenrijk:
Hoeveel buurlanden heeft Oostenrijk?
A
5
B
6
C
7
D
8

Slide 33 - Quiz

Welke Zwitserse stad staat bekend om zijn banken en financiële sector?
Welk van deze gerechten is NIET van Duitse afkomst?
A
A. Berliner Bollen
B
B. Apfelstrudel
C
C. Currywurst

Slide 34 - Quiz

Wat is typisch oostenrijks eten?
A
Bratwurst
B
Kaiserschmarnn
C
Pommes
D
Bratkartoffeln

Slide 35 - Quiz

Duitsland heeft geen provincies, maar deelstaten.
Hoeveel deelstaten heeft Duitsland?
A
25
B
10
C
16
D
20

Slide 36 - Quiz

Wat is de hoofdstad van Oostenrijk?
A
Wenen
B
Berlijn
C
Bern
D
Hamburg

Slide 37 - Quiz

Duitsland heeft nu de euro. Welke munt had Duitsland vroeger?
A
Franc
B
Gulden
C
Pond
D
Mark

Slide 38 - Quiz

Runde 9 
Met je team schrijf je in 3 minuten zoveel mogelijk woorden op die met een bepaald thema te maken hebben. ( Thema volgt zo )
Slechts 1 persoon mag de woorden opschrijven. 
Schrijf het teamnaam boven aan het blaadje. 
Denk aan hoofdletters!
Als het tijd is gelijk pen neerleggen.  

Slide 39 - Diapositive

Tiere

Slide 40 - Diapositive

Tussenstand

Slide 41 - Diapositive