Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Vroeger was alles anders
Slide 1 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Leerdoel
Aan het einde van de les kun jij tien tot twaalf voorwerpen noemen die vroeger werden gebruikt maar nu niet meer bestaan.
Slide 2 - Diapositive
Leg aan het begin van de les uit wat de leerlingen aan het einde van de les zullen leren.
Wat weet jij al over voorwerpen van vroeger?
Slide 3 - Carte mentale
Cet élément n'a pas d'instructions
Wat is dit?
Raad wat dit voorwerp is en waarvoor het vroeger werd gebruikt.
Slide 4 - Diapositive
Laat een afbeelding zien van een voorwerp dat niet meer bestaat en bespreek kort wat het was en waarvoor het werd gebruikt.
De wasbord
Een wasbord werd gebruikt om kleding met de hand te wassen.
Slide 5 - Diapositive
Laat een afbeelding zien van een wasbord en vertel kort wat het is en waarvoor het werd gebruikt.
De typemachine
Een typemachine werd gebruikt om brieven en documenten te typen.
Slide 6 - Diapositive
Laat een afbeelding zien van een typemachine en vertel kort wat het is en waarvoor het werd gebruikt.
De telefooncel
Een telefooncel was een kleine ruimte waarin je kon bellen met een telefoon.
Slide 7 - Diapositive
Laat een afbeelding zien van een telefooncel en vertel kort wat het is en waarvoor het werd gebruikt.
De walkman
Een walkman was een draagbare muziekspeler waarop je cassettebandjes kon afspelen.
Slide 8 - Diapositive
Laat een afbeelding zien van een walkman en vertel kort wat het is en waarvoor het werd gebruikt.
De videoband
Een videoband werd gebruikt om films en tv-programma's op te nemen en af te spelen.
Slide 9 - Diapositive
Laat een afbeelding zien van een videoband en vertel kort wat het is en waarvoor het werd gebruikt.
Het rolschaatsen
Rolschaatsen waren schoenen waar wieltjes onder waren bevestigd, waarmee je kon rijden.
Slide 10 - Diapositive
Laat een afbeelding zien van rolschaatsen en vertel kort wat het is en waarvoor het werd gebruikt.
De fax
Een fax was een apparaat waarmee je documenten kon scannen en versturen via de telefoonlijn.
Slide 11 - Diapositive
Laat een afbeelding zien van een fax en vertel kort wat het is en waarvoor het werd gebruikt.
De floppy disk
Een floppy disk was een opslagmedium voor digitale bestanden.
Slide 12 - Diapositive
Laat een afbeelding zien van een floppy disk en vertel kort wat het is en waarvoor het werd gebruikt.
Het cassettebandje
Een cassettebandje was een opslagmedium voor muziek en geluid.
Slide 13 - Diapositive
Laat een afbeelding zien van een cassettebandje en vertel kort wat het is en waarvoor het werd gebruikt.
De typemachine
Een typemachine werd gebruikt om brieven en documenten te typen.
Slide 14 - Diapositive
Laat een afbeelding zien van een typemachine en vertel kort wat het is en waarvoor het werd gebruikt.
Het postkantoor
Een postkantoor was een gebouw waar je postzegels kon kopen, brieven kon versturen en pakketten kon ophalen.
Slide 15 - Diapositive
Laat een afbeelding zien van een postkantoor en vertel kort wat het is en waarvoor het werd gebruikt.
De stoommachine
Een stoommachine was een apparaat dat door middel van stoom energie opwekte.
Slide 16 - Diapositive
Laat een afbeelding zien van een stoommachine en vertel kort wat het is en waarvoor het werd gebruikt.
Wat heb je geleerd?
Wat was het meest interessante voorwerp dat je hebt geleerd?
Slide 17 - Diapositive
Vraag aan de leerlingen wat ze het meest interessante voorwerp vonden en waarom.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 18 - Question ouverte
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 19 - Question ouverte
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 20 - Question ouverte
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.