Training Leesvaardigheid

Welcome

1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavo, havo, vwoLeerjaar 4-6

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Welcome

Slide 1 - Diapositive

Today's goals
Vandaag gaan we het hebben over signaalwoorden, tekstsoorten en vraagsoorten die je kunt verwachten in het eindexamen.

Slide 2 - Diapositive

Signaalwoorden
Zorg dat je:
  • Signaalwoorden herkent
  • Weet welke betekenis ze hebben
  • Weet welk verband ze aangeven





Slide 3 - Diapositive

Welk signaalwoord/functiewoord hoort bij welk tekstverband? Sleep de goede antwoorden naar elkaar toe.
As well as
In short
To praise
To criticize
For instance
Uitbreiding/Opsomming
Gevolg/Conclusie
Ondersteunen (positief)
Tegenstelling
Voorbeelden

Slide 4 - Question de remorquage

Tom should not be doing this job, ___ he was not trained for it.
A
despite
B
however
C
since
D
such as

Slide 5 - Quiz

Welk signaal woord in de tekst geeft een tegenstelling aan?

Slide 6 - Question ouverte

Stappenplan
  1. Scannen: Titel, plaatjes, intro -> Waar gaat de tekst over?
    LEES NIET DE HELE TEKST DOOR!!!
  2. Lees de vraag: In welke alinea's moet je kijken? -> eventueel     aanstrepen
  3. Wat voor soort vraag is het? ABCD/gaten/open/bewering?
  4. Volg de stappen van de volgende slides 

Slide 7 - Diapositive

Vraagsoorten
  • Meerkeuzevraag
  • Open vraag
  • Gatenvraag
  • Beweringenvraag

Slide 8 - Diapositive

Meerkeuzevraag: Stappenplan
  • Lees de vraag, niet de antwoorden! Staat er nuttige informatie in de vraag?
  • In het voorbeeld hiernaast zie je dat je moet kijken in paragrafen 1 en 2.
  • Verder staat er het woord relate in de vraag. We moeten dus op zoek naar een signaalwoord en uitzoeken om welk tekstverband het gaat.

Slide 9 - Diapositive

Meerkeuzevraag (vervolgd)
  • Lees de relevante tekst, en niets meer!
  • Streep alle signaalwoorden aan.
  • Lees dan pas de antwoorden.
  • Haal de duidelijk foute antwoorden er tussenuit.
  • Past het antwoord in het onderwerp van de tekst? (Je hebt vooraf gescand).
  • Kies je antwoord.

Slide 10 - Diapositive

Which of the following is in line with the main idea of paragraph 4?
A
A country’s economy is dependent on its culture.
B
Cultural diversity should preferably be preserved.
C
Local cultures are readily sacrificed in the quest for profit.
D
The significance of cultural differences is underestimated.

Slide 11 - Quiz

Uitleg
De vraag is wat de kern van deze paragraaf is.
  • Signaalwoorden zijn yet (r. 1) en but (r.3) Die markeer je.
    Bij antwoord A stond iets over a country's economy. Dit staat niet echt in de paragraaf.
  • Bij C staat iets over dat Profits belangrijker zijn dan Cultures. Dat staat ook niet in de tekst.
  •  Blijven B en D over.
  • B is positief,  D is negatief. De zin achter het signaalwoord Yet is negatief, en de zin na But is dat ook.  D is dus het juiste antwoord.

Slide 12 - Diapositive

Beweringsvragen
Hoe herken ik de vraag? Meerdere stellingen, genummerd 1,2 etc.

Slide 13 - Diapositive

Stappenplan
  • Allereerst markeren we het stuk tekst waar we moeten zoeken.
  • Dan strepen we de zoektermen aan waar we mee gaan werken. Denk hierbij aan:
    Namen, plaatsen
    Alles wat je in een cijfer kunt uitdrukken (de meerderheid), en tijdsaanduidingen (vandaag de dag)
    Internationale woorden (discriminatie, autoriteit)
  • Bij stelling 1 zouden we bijvoorbeeld 'te warm' (meetbare temperatuur) en 'tegenwoordig' (tijdsaanduiding) kunnen markeren.
  • Zoek naar signaalwoorden. Daar staat het antwoord in de buurt!

Slide 14 - Diapositive

De Afrikaanse kuststreek is tegenwoordig te warm voor pinguïns.

FYI: De tekst gaat algemeen over pinguïns in Afrika
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quiz

Uitleg
De stelling was: De Afrikaanse kuststreek is tegenwoordig te warm voor pinguïns. 

Een van de  zoektermen was warm. In dit hele stuk tekst wordt op geen enkele manier gesproken over temperatuur, dus de stelling is onjuist.

Slide 16 - Diapositive

Open vragen
Bij een open vraag is het belangrijk dat je de tijd neemt om de vraag goed te lezen.

De vraag zegt namelijk vaak al waar je moet zoeken en waar je op moet letten. 

Daarnaast staat er ook hoe je het antwoord moet opschrijven, bijvoorbeeld door te citeren, of met een of twee woorden, of in Nederlands. 

Slide 17 - Diapositive

Stappenplan
  • Lees de vraag en markeer als dat kan het stuk tekst waar je het antwoord moet zoeken. Als er een citaat in de vraag staat markeer je dat. Het antwoord staat daar namelijk vrijwel altijd dichtbij.
  • Daarna kijk je in de vraag wat ze precies willen weten. Vragen ze om een voorbeeld, een tegenstelling of toch een opsomming?
  • Met het antwoord op de vorige vraag ga je zoeken naar signaalwoorden. Zo kom je achter het tekstverband. 
  • Vlakbij het juiste signaalwoord zal je je antwoord vinden. 

- Schrijf daarna het antwoord op volgens de instructies in het examen, waarbij de taaltekenregels niet vergeten moeten worden. 
Voorbeeld

Wat is volgens alinea 1 de belangrijkste oorzaak voor het krimpen van de
aantallen rode eekhoorns? 
Geef antwoord in het Nederlands. 

  • Je leest alinea 1.
  • Ze zoeken een belangrijke oorzaak/reden
  • Er is een vermindering in het aantal rode eekhoorns
  • Je moet in eigen woorden in het Nederlands antwoorden

Slide 18 - Diapositive

Wat is volgens alinea 1 de belangrijkste oorzaak voor het krimpen van de
aantallen rode eekhoorns?
Geef antwoord in het Nederlands.

Slide 19 - Question ouverte

Uitleg
De vraag was: Wat is volgens alinea 1 de belangrijkste oorzaak voor het krimpen van de
aantallen rode eekhoorns?
Geef antwoord in het Nederlands. 

  • Signaalwoorden in de tekst: yet (r.2)
  • Als we de zin die begint met yet  gaan lezen zien we het woord predominantly, wat 'belangrijkste' betekent.
  • De zin in zijn geheel laat zien dat er een virulent virus is dat zorgt voor het verdrijven van rode eekhoorns. 
  • Alle elementen van de vraag komen in deze zin terug. De oorzaak is dus een virus/besmettelijke ziekte.

Slide 20 - Diapositive

Gatenvragen
De vrees van menig leerling, maar stiekem niet zo moeilijk, als je je (signaal)woorden kent.

Er zijn 2 soorten:
  • gatenvragen met signaal-/functiewoorden
    Kan een gatenvraag zijn, maar ook bijvoorbeeld 'hoe verhoudt deze alinea zich tot de vorige'.
  • Echte gatenvragen


Slide 21 - Diapositive

Stappenplan: Signaal-/functiewoorden
  • Lees de zin voor de gap (eventueel iets meer dan 1 zin). Lees ook de zin na de gap.
  • Probeer te zien welk tekstverband er tussen deze twee zinnen zit. 
  • Zoek daar je antwoord op uit.
  • Werkt dit niet, kijk dan naar de antwoorden : Zit er een antwoord voor voorbeeld bij? Grote kans dat dat het juiste antwoord is. Anders mogelijk tegenstelling of opsomming.
  • Werkt dit ook niet, vertaal de zinnetjes dan en kijk of een van de antwoordopties logisch klinkt.

Slide 22 - Diapositive

Voorbeeld
Antwoorden: A But then
                            B Instead
                            C Similarly
                            D Therefore 

Ik lees voor de gap een voorbeeld van hoe beroemd Mr. Bean is. Hij wordt herkend in Frankrijk. Na de gap lees ik dat Mr. Bean herkend wordt door Chinezen. Het lijkt dus op een uitbreiding/opsomming.

Omdat ik mijn signaalwoorden heb geleerd weet ik nu dat het antwoord C moet zijn.

Slide 23 - Diapositive

Echte gatenvragen
  • Lees de zin voor de gap (eventueel iets meer dan 1 zin). Lees ook de zin na de gap.
  • Kijk of in die zinnen signaalwoorden staan, liefst in de buurt van de gap.
  • Nog niet genoeg? Kijk of je een tegenstelling van een positieve zin en een negatieve zin kunt vinden.
  • Nog niet genoeg? Kijk of er een tegenstelling in de antwoorden te vinden is,  bv. tussen A en B.
  • Nog niet genoeg? Kies het antwoord dat het dichtst bij het onderwerp van de tekst ligt.

Slide 24 - Diapositive

Voorbeeld
Antwoorden:
A annoying
B British
C funny
D international 
  • In de zin voor de gap zie ik eerst een dubbele punt. Dat geeft  hier een voorbeeld aan. Dan volgt een opsomming met het woordje and vlak voor de gap. We zoeken dus een woord dat in dat rijtje past. 
  • Achter de gap staat weer een dubbele punt.  Na een opsomming levert dit meestal een conclusie op. Die conclusie is dat Mr. Bean steeds meer een symbool van GB wordt. Met die kennis blijkt de opsomming misschien wel een verzameling karaktertrekken van de Britten.  Dat Britse moet echter wel nog echt benoemd worden.
Dus is het antwoord B

 

Slide 25 - Diapositive

Which of the following fits the gap in the text?
A
has become unpopular
B
is no longer justifiable
C
is understandable
D
may finally catch on

Slide 26 - Quiz

Uitleg
Which of the following fits the gap in the text?
A has become unpopular
B is no longer justifiable
C is understandable 
D may finally catch on 
  • We lezen voor de gap dat we geen nieuwe centrales hoeven te bouwen als we gewoon minder stroom gaan gebruiken.
  • De zin erna beschrijft de instelling dat men vindt dat je meer mag verspillen als je het kunt betalen. We zien hier een tegenstelling, dus antwoorden C en D passen al niet.
  • A en B lijken te passen,  en de stappen die in stappenplan staan helpen verder niet. Scannen we de tekst snel, dan zien we dat de auteur vindt dat de oude verspilling er niet meer bij hoort.  (Is wasting energy a good eample to set?)
  • Het antwoord is dus B


Slide 27 - Diapositive

Have a great weekend!

Slide 28 - Diapositive