Kapitel 4-L1: zelfstandige naamwoorden

Kapitel 2: Zelfstandige naamwoorden
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 11 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

Kapitel 2: Zelfstandige naamwoorden

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Heute

* uitleg zelfstandige naamwoorden- je kan zelfstandig maken oef L1-9,10


Slide 3 - Diapositive

Lernziele
Am Ende der Stunde:
-begrijpen jullie de zelfstandige naamwoorden
- herkennen jullie het geslacht
- kunnen jullie de opdracht maken

Slide 4 - Diapositive

het zelfstandignaamwoord
zelfstandige naamwoorden zijn alle woorden waar je de, het of een voor kunt zetten. 
In het Duits worden ze met een Großbuchstabe geschreven. 

Slide 5 - Diapositive

Geslacht?
Der is mannelijk. bijvoorbeeld: Der Mann
Die is vrouwelijk. bijvoorbeeld Die Frau
Das is onzijdig. bijvoorbeeld Das Kind

Slide 6 - Diapositive

Mannelijk = Der
Mannelijk= alle woorden die van nature mannelijk zijn. Bijvoorbeeld: Der Mann, Der Stier, Der Onkel

Weet jij nog een mannelijk woord?

Slide 7 - Diapositive

Vrouwelijk = Die
Vrouwelijk= alle woorden die van nature ook vrouwelijk zijn.
Bijvoorbeeld: Die Frau, Die Tante, Die Kuh

weet jij nog een vrouwelijk woord?

Slide 8 - Diapositive

Onzijdig= Das
  • - Onzijdig= alle verkleinwoorden. Dus alle woorden die eindigen op -chen en -lein. Bijvoorbeeld: Het meisje- Das Mädchen of De juffrouw - Das Fräulein. 
  • - De meeste woorden waarvan het lidwoord in het Nederlands het is. Bijvoorbeeld: Het huis- Das Haus of het schip - Das Schiff
  • weet jij nog een onzijdig woord?

Slide 9 - Diapositive

Opdracht
  1. zus - Schwester: Der, Die of Das?
  2. broer - Bruder: der, die of das?
  3. kind - Kind: der, die of das?
  4. hond - Hund: der, die of das?
  5. brood - Brot: der, die of das? 

Slide 10 - Diapositive

Afsluiting
Wanneer is een woord dus vrouwelijk? En wanneer onzijdig?
Wat is het verschil tussen de nederlandse zelfstandige naamwoorden en de duitse?

Slide 11 - Diapositive