Wat is de
persoonsvorm en het onderwerp in de volgende zin?
1. In de vakantie heeft mijn neef een ongeluk gehad.
2. Hij heeft goede voornemens voor het nieuwe jaar.
3. Volgende week hebben we een toets.
4. Mijn buurvrouw gaat mee naar de Efteling.
5. De boodschappen worden vrijdag bezorgd.