4.6 hormonen

4.6 Reageren met hormonen
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

4.6 Reageren met hormonen

Slide 1 - Diapositive

Wat zijn impulsen?
A
Het gebruiken maken van je spieren om te bewegen.
B
Een invloed vanuit het milieu op een organisme.
C
Elektrische signalen die door zenuwen worden voortgeleid.
D
Een kronkelende beweging in het lichaam.

Slide 2 - Quiz

Gedrag ontstaat door prikkels. Wat is een prikkel?
A
een verandering in je omgeving waarop je kunt reageren
B
iets wat een mens of dier doet
C
een handeling
D
een verandering van gedrag

Slide 3 - Quiz

Bewegingszenuwcellen geleiden impulsen.....
A
van zintuigen naar het centrale zenuwstelsel
B
van het centrale zenuwstelsel naar spieren of klieren
C
binnen het centrale zenuwstelsel

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Diapositive

Bewegingszenuwcel
Schakelcellen 
Gevoelszenuwcellen

Slide 6 - Question de remorquage

Bewuste bewegingen
Coördinatie bewegingen
Onbewuste bewegingen

Slide 7 - Question de remorquage

Wat is de weg van impulsen bij een bewuste beweging? Zet het in de juiste volgorde. 
1
2
3
4
5
6
7
zintuig
gevoelszenuwcel
schakelzenuwcel
hersenen
schakelzenuwcel
bewegingszenuwcel
spier trekt samen: beweging

Slide 8 - Question de remorquage

Je trapt op een punaise. Tijdens de reflex die daarop volgt, wordt het been omhooggetrokken.

Beschrijf de reflexboog waarlangs de impulsen worden geleid bij deze reflex. 
Beenspieren
Gevoelszenuwcellen
Bewegingszenuwcellen
Zintuigen in de voet
Schakelcellen in het ruggenmerg

Slide 9 - Question de remorquage

Slide 10 - Diapositive

geleiden de impulsen vanaf een zintuig naar je hersenen
geleiden impulsen vanaf de hersenen naar een spier of klier
geleiden de impulsen in de hersenen en het ruggenmerg. Deze zijn korter
Gevoels
zenuwcellen
bewegingszenuwcellen
schakelcellen

Slide 11 - Question de remorquage

Schakelcellen bevinden zich
A
in het hele lichaam
B
binnen het CZS
C
in de grote hersenen
D
in de kleine hersenen

Slide 12 - Quiz

-Wat is een andere benaming voor gevoelszenuwcellen en
-In welke richting geleiden gevoelszenuwcellen impulsen?
A
- motorische neuronen - naar het centrale zenuwstelsel toe
B
- motorische neuronen - van het centrale zenuwstelsel af
C
- sensorische neuronen - naar het centrale zenuwstelsel toe
D
- sensorische neuronen - van het centrale zenuwstelsel af

Slide 13 - Quiz

Wat hoort bij wat?
een belangrijke hormoonklier
een ander woord voor hormonen
stoffen die berichten doorgeven aan organen
vervoert hormonen
Organen die hormonen maken
hormonen
hormoonklieren
bloed
regelstoffen
hypofyse

Slide 14 - Question de remorquage

Gevoelszenuw
Bewegingszenuw
Tekst
Tekst
Verbonden met zintuig
Impulsen naar CZS
Verbonden met spier
Verbonden aan klier
Impulsen van CZS af
Bevat uitlopers van gevoelszenuwcellen
Bevat uitlopers van bewegingszenuwcellen

Slide 15 - Question de remorquage

Lesprogramma
  • Herhalen reflexen
  • Lesdoelen
  • Film + kijkvragen
  • Uitleg + Zelf aan de slag

Slide 16 - Diapositive

Lesdoelen
1. Na vandaag kan je uitleggen hoe hormonen werken.
2. Na vandaag kan je de verschillende hormoonklieren herkennen en benoemen. 
3. Na vandaag kan je de functies van de verschillende hormonen benoemen.

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo

Slide 19 - Vidéo

Wat zijn hormonen?
  • Hormonen zijn regelstoffen

  • Hormoonklieren maken deze stoffen
  • Bij signaal (van zenuwcel of ander hormoon) 
    geven de cellen stoffen af aan het bloed



Slide 20 - Diapositive

Hoe werken hormonen?
Je hersenen regelen alle werkingen van je organen op 2 manieren:
  1. met het zenuwstelsel (zintuigen-->impulsen)
  2. met hormonen

Slide 21 - Diapositive

Hormoonklier
Maakt hormonen en geeft deze af aan het bloed.

Andere klieren geven hun product af via een afvoerbuis. Bij een hormoonklier is dat dus anders!

Slide 22 - Diapositive

Hormoonklieren
  • Kunnen aan en uit worden gezet door een impuls via een bewegingszenuwcel of door een ander hormoon

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Zenuwstelsel - Hormoonstelsel

Het hormoonstelsel bestaat uit een aantal hormoonklieren die hormonen maken. Het hormoonstelsel werkt vaak samen met het zenuwstelsel. 
Hiernaast zie je een aantal hormoonklieren.
Hypofyse
1
Schildklier
2
Bijnieren
3
Alvleesklier
4
Vrouw: Eierstokken
5
Man: teelballen
6
Leer de hormoonklieren
Functie hormoonstelsel
Het hormoonstelsel regelt vooral langzame, langdurige processen.
(Info: Adrenaline is een hormoon dat voor snelle processen zorgt)

Slide 25 - Diapositive

Welke functie hebben hormonen?
  1. Hypofyse: groeihormonen (groeien)
  2. Schildklier: schildklierhormoon (verbranding)
  3. Eilandjes van Langerhans: insuline en glucagon (suiker)
  4. Bijnier: adrenaline (stress)
  5. Eierstokken: oestrogeen (vrouwelijke kenmerken)
  6. Zaadballen: testosteron (manlijke kenmerken)

Slide 26 - Diapositive

Hormonen zijn:
A
Regelstoffen
B
Voedingsbestanddelen
C
Geslachtskenmerken
D
hormoonklieren

Slide 27 - Quiz

Wat is de functie van hormonen?
A
hormonen regelen de werking van organen die er gevoelig voor zijn
B
hormonen zorgen voor de voeding van veel hormoonklieren
C
hormonen zorgen voor snelle reacties op bepaalde prikkels

Slide 28 - Quiz

sleep de hormoonklieren naar de juiste plek
testikels
hypofyse
schildklier
alvleesklier
bijnieren

Slide 29 - Question de remorquage

Welke andere hormonen beïnvloeden vooral de werking van de eierstokken
A
Hormonen uit de alvleesklier
B
Hormonen uit de hypofyse
C
Hormonen uit de schildklier
D
Hormonen uit een bijnier

Slide 30 - Quiz

Hormonen werken sneller dan impulsen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 31 - Quiz

Welk hormoon speelt een rol bij de verbranding?

Slide 32 - Question ouverte