Lezen H1 (klas 1a)

Het onderwerp van een tekst
oriënterend lezen

voorspellen

 
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Het onderwerp van een tekst
oriënterend lezen

voorspellen

 

Slide 1 - Diapositive

TIP!

Hoe zou jij - in zo weinig mogelijk woorden - aan een ander vertellen waar iets over gaat?

= het onderwerp van de tekst

Slide 2 - Diapositive

OPDRACHT
Je krijgt steeds 30 seconden een afbeelding te zien. 
Na elke afbeelding vul jij in wat het onderwerp van de afbeelding is.
Je mag niet meer dan 2 woorden gebruiken (!)

Slide 3 - Diapositive

timer
0:30

Slide 4 - Diapositive

Vul nu in wat het onderwerp van de afbeelding is.

Slide 5 - Question ouverte

timer
0:30

Slide 6 - Diapositive

Vul nu in wat het onderwerp van de afbeelding is.

Slide 7 - Question ouverte

timer
0:30

Slide 8 - Diapositive

Vul nu in wat het onderwerp van de afbeelding is.

Slide 9 - Question ouverte

timer
0:30

Slide 10 - Diapositive

Vul nu in wat het onderwerp van de afbeelding is.

Slide 11 - Question ouverte

timer
0:30

Slide 12 - Diapositive

Vul nu in wat het onderwerp van de afbeelding is.

Slide 13 - Question ouverte

timer
0:30

Slide 14 - Diapositive

Vul nu in wat het onderwerp van de afbeelding is.

Slide 15 - Question ouverte

OPDRACHT
Je krijgt steeds 60 seconden een stukje tekst te zien.
Het is steeds de titel en de inleiding.
Na elke slide vul jij in wat het onderwerp van de tekst is.
Je mag niet meer dan 3 woorden gebruiken (!)

Slide 16 - Diapositive

timer
1:00

Slide 17 - Diapositive

Vul nu in wat het onderwerp van de tekst is

Slide 18 - Question ouverte

timer
1:00

Slide 19 - Diapositive

Vul nu in wat het onderwerp van de tekst is

Slide 20 - Question ouverte

timer
1:00

Slide 21 - Diapositive

Vul nu in wat het onderwerp van de tekst is

Slide 22 - Question ouverte

Het onderwerp van een tekst zeg je :
A
in een hele zin
B
altijd in 1 woord
C
in twee zinnen
D
in 1 of een paar woorden

Slide 23 - Quiz

       OPDRACHT
Maken opdracht 1+2 (blz. 12)

Slide 24 - Diapositive