Grammatica ZD: herhaling stappenplan + ng

Welkom!
Ga rustig zitten, pak je leesboek en start met lezen!
timer
10:00
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Welkom!
Ga rustig zitten, pak je leesboek en start met lezen!
timer
10:00

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen 
Aan het eind van deze les...

  • ... kun je het wwg, nwg, ond, lv, mv en bwb in een zin vinden. 


        = herhaling leerjaar 1

Slide 2 - Diapositive

Stappenplan grammatica
1.  Zoek het werkwoordelijk gezegde / naamwoordelijk gezegde
2. Knip de zin in zinsdelen
3. Zoek het onderwerp (WIE?)
4. Zoek het lijdend voorwerp (WAT?)
5. Zoek het meewerkend voorwerp (AAN/VOOR WIE?)
6. Zoek de bijwoordelijke bepaling (WANNEER, WAAROM, HOE?)

Slide 3 - Diapositive

STAP 1: Zoek het WWG / NWG
  • Het werkwoordelijk / naamwoordelijk gezegde is een zinsdeel.

  • Het WWG alle werkwoorden in de zin (+ te & aan het & de splitsbare delen

  • Het NWG bestaat uit een werkwoordelijk deel & een naamwoordelijk deel. 



Slide 4 - Diapositive

Kun je het WWG vinden?
  • Hij at al zijn boterhammen op.

  • Zou hij het pakketje open durven te maken?

  • Doe dat raam nou eens dicht



Slide 5 - Diapositive

Kun je het WWG vinden?
  • Hij at al zijn boterhammen op.

  • Zou hij het pakketje open durven te maken?

  • Doe dat raam nou eens dicht!

Slide 6 - Diapositive

Kun je het WWG vinden?
  • Hij at al zijn boterhammen op.

  • Zou hij het pakketje open durven te maken?

  • Doe dat raam nou eens dicht!

Slide 7 - Diapositive

Kun je het NWG vinden?
1   Zoek het onderwerp van de zin op.
2  Zoek het belangrijkste werkwoord van de zin op.
3  Staat het werkwoord in het rijtje van de kww?  Nee = wwg.
4  Doet of is het onderwerp iets? Doet = wwg Is = nwg.

Na die nederlaag leken de volleybalsters ontroostbaar.

Slide 8 - Diapositive

WWG
Morgen | zal | de zon | volgens de nieuwe weervrouw | niet |schijnen.

Wwg = zal schijnen
Ond = de zon
Bwb = morgen, volgens de nieuwe weervrouw, niet
--------------------------
Bvb = nieuwe --> weervrouw

NWG
Engels | schijnt | voor liedteksten | een betere taal te zijn.

Nwg = schijnt een betere taal te zijn
Ond = Engels
Bwb = voor liedteksten
----------------------------------
Bvb = betere --> taal


Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

STAP 4: Zoek het lijdend voorwerp (LV) 
Vraag: Wat (soms: Wie) + wwg + ond?

  • Hij maakt zijn huiswerk.

  • Onze leerlingen hebben dit jaar de ict-competitie gewonnen.




Slide 13 - Diapositive

STAP 5: Zoek het meewerkend voorwerp (MV) 
Een meewerkend voorwerp is 'iemand die 'meewerkt' met het onderwerp. Vaak is het iemand die iets ontvangt of van wie iets wordt afgenomen.

Vraag:
Aan (soms: Voor) wie + wwg + ond + lv?

  • Ik gaf mijn moeder een prachtige bos bloemen.



Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Kun je de zinsdelen benoemen?
''Het Rode Kruis heeft de slachtoffers in het rampgebied medicijnen en dekens uitgedeeld.''
pv- wwg - ond - lv - mv - bwb

Slide 17 - Diapositive

Zelf aan de slag
Maak (online): Grammatica, §1 ZD Herhaling leerjaar 1, opdr.  1  t/m 6

Ik ga verder met de uitleg van het NWG.
Ben je klaar?
1. Verder lezen in je leesboek.
2. Na overleg: HW ander vak afmaken.
3. Na overleg: toets ander vak leren.


Slide 18 - Diapositive

Hij loopt een rondje.
Onderwerp doet iets.
Hij is ziek.
Onderwerp is iets.

Slide 19 - Diapositive

Hij maakt een vlog in de achtbaan.
Onderwerp doet iets.
Hij is een vlogger.
Onderwerp is iets.

Slide 20 - Diapositive

Stappenplan naamwoordelijk gezegde 
1   Zoek het onderwerp van de zin op.
2  Zoek het belangrijkste werkwoord van de zin op.
3  Staat het werkwoord in het rijtje van de kww?  Nee = wwg.
4  Doet of is het onderwerp iets? Doet = wwg Is = nwg.


Slide 21 - Diapositive

Koppelwerkwoorden
Koppelwerkwoord (kww): koppelt onderwerp aan eigenschap.

NEGEN stuks: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken en voorkomen.

  • Mijn tante is een bekende schrijfster.
  • Die docent blijft een rare vogel.

Slide 22 - Diapositive

Koppelwerkwoorden
ZWABBELS 
+hdv

Slide 23 - Diapositive

Naamwoordelijk gezegde
Een naamwoordelijk gezegde bestaat uit twee delen:

  1. Werkwoordelijk deel (ww.deel) = alle ww in de zin
  2. Naamwoordelijk deel (nw. deel) = eigenschap van het onderwerp (vaak een znw of bnw)


Slide 24 - Diapositive

Naamwoordelijk gezegde
Een naamwoordelijk gezegde bestaat uit twee delen:
- werkwoordelijk deel (ww.deel) 
- naamwoordelijk deel (nw. deel) 

Thomas is een fanatiek wielrenner.
ww. deel = is
nw. deel = een fanatiek wielrenner
nwg = is een fanatiek wielrenner
In een nwg staat NOOIT een lijdend voorwerp!

Slide 25 - Diapositive

Met zo'n samenvatting schijnt het leren van de toets heel makkelijk te zijn.

Wat is het naamwoordelijk deel van deze zin?
A
schijnt te zijn
B
schijnt heel makkelijk
C
heel makkelijk
D
er is geen naamwoordelijk deel

Slide 26 - Quiz

Friso was gisteren toch wel erg hard gevallen.
A
werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde

Slide 27 - Quiz

Benoem het nwg:

Hij blijkt een goede surfer te zijn.
A
blijkt een goede surfer
B
hij blijkt te zijn
C
blijkt een goede surfer te zijn
D
een goede surfer te zijn

Slide 28 - Quiz

Het leukste onderdeel van Nederlands is grammatica!
A
nwg
B
wwg

Slide 29 - Quiz

Zij blijkt onze aanvoerder te worden.
A
onze aanvoerder = naamwoordelijk deel
B
onze aanvoerder = lijdend voorwerp

Slide 30 - Quiz

Zelf aan de slag
Maak (online): Grammatica, §1 ZD Herhaling leerjaar 1, opdr.  1  t/m 6


Ben je klaar?
1. Verder lezen in je leesboek.
2. Na overleg: HW ander vak afmaken.
3. Na overleg: toets ander vak leren.


Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Lien

Einde van de les

Slide 33 - Diapositive