40.1 - Passé Composé 3v

• Frans
• Middelbare school
• mavo, havo, vwo
• Leerjaar 1-3

 LE PASSÉ COMPOSÉ 

Les buts:

- apprendre le passé composé

- utiliser le passé composé (carte postale)

De werkwoorden op -ER

De werkwoorden op -ER

= Ik eet een banaan

= Ik heb een banaan gegeten

Wat is "le passé composé"?

De passé composé is hetzelfde als in het Nederlands de voltooid tegenwoordige tijd (VTT).

In le passé composé heb je twee onderdelen:

Een vorm van het hulpwerkwoord hebben + een voltooid deelwoord.

Ik heb gelopen / wij hebben gefietst / zij zijn gegaan

(je hebt iets gedaan)

Hoe maak je een passé composé?

STAPPENSCHEMA

STAP 1

Kies voor de passé composé de juiste 

vorm van  

AVOIR

STAP 1

Ik heb                                    = j'ai

Jij hebt                                  = tu as 

Hij/zij/men heeft              = il/elle/on a

Wij hebben                         = nous avons, on a

Jullie hebben / u heeft   = vous avez 

zij hebben                            = ils / elles ont 

STAP 2

Maak het voltooid deelwoord 

(in dit geval met een werkwoord op -ER)

donner

Voltooid deelwoord zelf maken:

donner

donné

Voilà! Le passé composé

WW	Passé Composé	Exemple
donner	donné	J'ai donné (ik heb gegeven)
parler	parlé	J'ai parlé (ik heb gesproken)
manger	mangé	J'ai mangé (ik heb gegeten)

Uitzonderingen

WW	Passé Composé	Exemple
avoir	eu	J'ai eu (ik heb gehad)
être	été	J'ai été (ik ben geweest)
faire	fait	J'ai fait (ik heb gemaakt/ gedaan)

Uitzonderingen

WW	Passé Composé	Exemple
avoir	eu	J'ai eu (ik heb gehad)
être	été	J'ai été (ik ben geweest)
faire	fait	Tu as fait (ik heb gedaan/ gemaakt)

 Uit je hoofd leren!

J'... voyagé

1. as
2. a
3. ai
4. avons

Ils... acheté un billet de train.

1. as
2. avons
3. ont
4. a

Vous... joué au tennis.

1. avons
2. avez
3. as
4. a

Ils ont (avoir) un accident

1. avez
2. avé
3. ont
4. eu

Il a (geweest) malade.

1. était
2. être
3. est
4. été

Le passé composé avec être

Bij de onderstaande werkwoorden moet je het hulp werkwoord être gebruiken. Zie de lijst op blz. 25 in je boek.

bij. Je suis arrivé à la station La Défense.

Afhankelijk van het onderwerp moet het voltooid deelwoord aangepast worden.

bij. Elle est arrivée à la station la Défense (vrouwelijk)

Nous sommes arrivés à la station la Défense (meervoud)

Ma petite soeur ... dans le jardin.

1. est tomber
2. a tombé
3. es tombe
4. est tombée

Ils ... à la station de métro Château de Vincennes.

1. a retourné
2. sont retournés
3. est retourné
4. as retourner

Mes copains... en vacances

1. sont partis
2. sont parti
3. sont partie
4. est parti

Les exercices

Fais les exercices sur papier (le prof va le donner en classe)

OU

Les exercices

Fais les exercices 16C et 16D p. 26

Au revoir!