2TH H1 H2 H3 Lezen en Woordenschat NN6

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

De hoofdgedachte is de kortste samenvatting van een tekst

1. waar
2. niet waar

In het middenstuk maak je kennis met het onderwerp van de tekst

1. waar
2. niet waar

Je leest altijd wat de aanleiding was voor het schrijven van de tekst

1. waar
2. niet waar

Tussenkopjes zijn hetzelfde als deelonderwerpen

1. waar
2. niet waar

Op welke vraag geeft de hoofdgedachte van een tekst antwoord?

1. Wat is de mening van de schrijver over het onderwerp van de tekst?
2. Wat is het onderwerp van de tekst?
3. Wat is het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp vertelt?
4. Wat vertelt de inleiding over het onderwerp van de tekst?

Wat is een uiltje knappen:

1. Een uil uit een boom verjagen
2. Een kort slaapje doen
3. Een uil kidnappen
4. Heel lekker slapen

Althans betekent

1. Maar
2. Nu
3. Tenminste
4. Overigens

Barrière betekent versperring

1. waar
2. niet waar

Efficiënt betekent

1. Duidelijk
2. Gefinancierd
3. Eerlijk
4. Doelmatig

Financiën betekent geldmiddelen

1. waar
2. niet waar

Subsidie betekent

1. Zakgeld
2. Geld dat je van de overheid krijgt om te ondersteunen
3. Geld dat je van de belasting terugkrijgt
4. Geld dat je krijgt, omdat je spaart

Recreanten betekent

1. toerist
2. kampeerder
3. bezoeker
4. creativiteit

Een signaalwoord van een opsommend verband is:

1. ook
2. omdat
3. kortom
4. ten eerste

Een opsommend verband 

In een opsommend verband noemt de schrijver/verteller de delen op.

Het is een verband dat een opsomming tussen zinnen of alinea's aanduidt.

De signaalwoorden die zo'n verband kunnen aanduiden zijn: eerst, en, ook (nog), verder, bovendien, daarnaast, zo, niet alleen... maar (ook), ten eerste, om te beginnen.

Een signaalwoord van een tegenstellend verband is

1. Maar
2. Tenslotte
3. Hoewel
4. Echter

Een tegenstellend verband

Een tegenstellend verband is een zins; of alineaverband dat een tegenstelling tussen zinnen of alinea's aanduidt.

Signaalwoorden die zo'n verband kunnen aanduiden zijn: maar, daarentegen, echter, integendeel, enerzijds...anderzijds, aan de ene kant... aan de andere kant, daar staat tegenover, hoewel, toch, ofschoon, ondanks dat.

Een synoniem is een ander woord met dezelfde betekenis

1. waar
2. niet waar

Het tegenovergestelde van eentonig is afwisselend

1. waar
2. niet waar

De betekenis van regenachtig is

1. met veel regen
2. met weinig regen

Een synoniem voor gelegenheid is

1. feest
2. verlegenheid
3. mogelijkheid
4. kans