Woordsoorten

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Woordsoorten

    Herhaling

woordsoorten

Woordsoorten die je moet (her)kennen

zelfstandig naamwoord

bijvoeglijk naamwoord

bijwoord

werkwoorden

voornaamwoorden

voorzetsels

lidwoorden

Zelfstandig naamwoord

• een persoon of voorwerp, een toestand, handeling of instelling
• concrete en abstracte zelfstandige naamwoorden

Voorbeelden:

auto

hond

Utrecht (eigennaam)

verdriet (abstract)

Bijvoeglijk naamwoord

• zegt over een zelfstandig naamwoord
• een eigenschap, kenmerk of toestand
• vaak direct voor een zelfstandig naamwoord

Voorbeelden:

De grijze auto

Een oude oma

Het kind is jong

Lidwoord / bezittelijk voornaamwoord

Lidwoord: de, het een

Bezittelijk voornaamwoord: 

• bezit
• meestal voor het zelfstandig naamwoord

Voorbeeld: mijn, jouw, onze, hun

Werkwoord

• Wat iets of iemand doet

Zelfstandig werkwoord:

• Werkwoord dat betekenis geeft aan de zin

Hulpwerkwoord:

Voorbeeld: moeten, willen, hebben, zijn, worden, kunnen

Voorzetsels

• een richting, plaats of relatie
• altijd samen met een ander woord
• kast-woord

Voorbeeld:

voor (de kast)

in (de kast)

(de trap) af 

Voegwoord

• om woorden of zinnen aan elkaar te voegen
• het verband tussen woorden of zinnen 

Voorbeeld:

omdat, voordat, want, maar, of, en, doordat, zoals

Voornaamwoord

Persoonlijk:

hij, ik, zij, wij

Aanwijzend:

die, dat, deze

Bijwoord

• zegt iets over een werkwoord, bijvoeglijk naamwoord of een ander bijwoord

Voorbeelden:

De telefoon is heel duur.

Zijn oma is al erg oud.

Hij kan prachtig zingen.

Zij gaat vanavond uit.

Opdracht woordsoortbenoeming

Kies de juiste woordsoort van het omcirkelde woord. 

Het zijn meerkeuzevragen.

Het pasgeboren olifantje in de dierentuin van Emmen is erg schattig.

1. bijw
2. lw
3. pers.vnw
4. bez.vnw

Het pasgeboren olifantje in de dierentuin van Emmen is erg schattig.

1. zww
2. bn
3. bijw
4. hww

Het pasgeboren olifantje in de dierentuin van Emmen is erg schattig.

1. bnw
2. lw
3. vz
4. bijw

Het pasgeboren olifantje in de dierentuin van Emmen is erg schattig.

1. hww
2. vz
3. zww
4. bez

Het pasgeboren olifantje in de dierentuin van Emmen is erg schattig.

1. vz
2. zn
3. bn
4. bijw

Het pasgeboren olifantje in de dierentuin van Emmen is erg schattig.

1. zn
2. bijw
3. bn
4. aanw.vnw

De dierenverzorgers hebben nog geen naam voor het jong bedacht.

1. zww
2. zn
3. hww
4. bijw

De dierenverzorgers hebben nog geen naam voor het jong bedacht.

1. aanw.vnw
2. vz
3. zn
4. bijw

De dierenverzorgers hebben nog geen naam voor het jong bedacht.

1. zww
2. bijw
3. hww
4. vz

Wie heeft ervoor gezorgd dat de olifant precies in de vakantie moest bevallen, vroeg hij?

1. zww
2. hww
3. zn
4. pers.vnw

Wie heeft ervoor gezorgd dat de olifant precies in de vakantie moest bevallen, vroeg hij?

1. zww
2. hww
3. bijw
4. vz

Wie heeft ervoor gezorgd dat de olifant precies in de vakantie moest bevallen, vroeg hij?

1. pers.vnw
2. bez.vnw
3. aanw.vnw
4. vz

Huiswerk

Studiemeter:

3F lezen