Les 5.3 4 apr

 Today
  • Check homework exercise
  • Explain grammar:
       -  Adjectives & adverbs
       -  Practice in LessonUp
  • Work on exercise in the workbook
  • Cambridge reading exam prep?
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

 Today
  • Check homework exercise
  • Explain grammar:
       -  Adjectives & adverbs
       -  Practice in LessonUp
  • Work on exercise in the workbook
  • Cambridge reading exam prep?

Slide 1 - Diapositive

Check homework 
Workbook page 15
Exercise 16

Slide 2 - Diapositive

Please take
your notebook in
front of you

Slide 3 - Diapositive

Adjectives & adverbs
Gebruik:
  • om iets te zeggen over een zelfstandig naamwoord
She is playing an easy game.


Adjective = bijvoeglijk naamwoord
Press the red button.


Her two sisters wore beautiful clothes.


Slide 4 - Diapositive

Adjectives & adverbs
Gebruik:   1. om iets te zeggen over een werkwoord
She sings beautifully.


Adverb = bijwoord
Beyonce is an incredibly beautiful singer.



Jack went home really quickly.


2. om iets te zeggen over een bijvoeglijk naamwoord
3. om iets te zeggen over een ander bijwoord

Slide 5 - Diapositive

Adjectives & adverbs
Je maakt een adverb door -ly achter het bijvoeglijk naamwoord
te zetten.
beautiful   >   beautifully
 careful   >   carefully
 nice   >   nicely
 dangerous   >   dangerously
 safe   >   safely

Slide 6 - Diapositive

Adjectives & adverbs
LET OP!!
  • medelinker + y   >   -y wordt -ily
Spelling verandert als het bijvoeglijk naamwoord eindigt op:
terrible  >  terribly           possible  >  possibly
  • -le  >  wordt -ly
angry  >  angrily       easy  >  easily
  • -ic   >   komt -ally achter
fantastic  >  fantastically       optimistic  >  optimistically

Slide 7 - Diapositive

Adjectives & adverbs
LET OP!!
to be,  to seem,  to feel,  to look,  to smell,  to sound
Na de volgende werkwoorden gebruik je een bijvoeglijk naamwoord in plaats van een bijwoord:
Dinner tasted delicious.


My teacher is kind.


The graphics look beautiful.


Slide 8 - Diapositive

Adjectives & adverbs
Uit je hoofd leren:
Onregelmatige vorm / dezelfde vorm
She's a good dancer.
He's a fast skater.
The long road.
You were late for class.
We learned a hard lesson.




She's dances well.  
He skates fast.
It took long to get there.
He arrived late for class.
We looked hard at the answers.


Slide 9 - Diapositive

Adjectives & adverbs
Adjectives

Adverbs
  • bijvoeglijk naamwoord
  • zegt iets over een zelfstandig naamwoord




  • bijwoord
  • zegt iets over een:
       -  werkwoord
       -  bijvoeglijk naamwoord
       -  ander bijwoord
  • eindigt meestal op -ly

Slide 10 - Diapositive

Wat gebruik je om iets te zeggen over een bijvoeglijk naamwoord?
A
adjective
B
adverb

Slide 11 - Quiz

Wat gebruik je om iets te zeggen over een zelfstandig naamwoord?
A
adjective
B
adverb

Slide 12 - Quiz

Wat gebruik je om iets te zeggen over een werkwoord?
A
adjective
B
adverb

Slide 13 - Quiz

Na het werkwoord 'to be' gebruik je een ...
A
adjective
B
adverb

Slide 14 - Quiz

The class is ...... (terrible) loud today.
A
terrible
B
terribely
C
terribly
D
terriblely

Slide 15 - Quiz

She sings the song ....... (good).
A
good
B
well
C
goodly
D
welly

Slide 16 - Quiz

You can ...... (easy) open this box.
A
easy
B
easyly
C
easely
D
easily

Slide 17 - Quiz

Jack thinks that English is an ...... (easy) language.
A
easy
B
easily
C
easyly
D
easally

Slide 18 - Quiz

The little boy looked ...... (sad).

Slide 19 - Question ouverte

She often sneaks out of the house ....... (quiet).

Slide 20 - Question ouverte

John always drives his car very ....... (fast).

Slide 21 - Question ouverte

This level is ...... (incredible) difficult to get through.

Slide 22 - Question ouverte

My little brother was ....... (angry).

Slide 23 - Question ouverte

Grammar
Workbook page 9
Exercise 7

  • Complete the sentences
  • Adverbs or adjective
  • Check answers

Done? Do exercise 10

Slide 24 - Diapositive