Paragraaf 1 - Klimaten op aarde kgt

H3 - paragraaf 1
Klimaten op aarde
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

H3 - paragraaf 1
Klimaten op aarde

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
Aan het einde van de les kun je:

- Het verschil tussen weer en klimaat uitleggen

-lage/hoge breedte

- De vijf hoofdklimaten benoemen en benoemen waar ze voorkomen

Slide 2 - Diapositive

Weer en klimaat
  • Weer: Toestand van de atmosfeer op een bepaald moment en een bepaalde plaats

  • Klimaat: Het gemiddelde weer in een gebied, berekend over een periode van 30 jaar

Slide 3 - Diapositive

breedteligging

Slide 4 - Diapositive

Hoge en lage breedte

Slide 5 - Diapositive

De klimaatzones

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Tropische klimaten

Slide 8 - Diapositive

Tropisch regenwoudklimaat




- Rondom evenaar
- lage breedte
- Veel neerslag het gehele jaar
- Veel begroeiing
- Nooit kouder dan 18 graden Celcius
- Het weer is altijd hetzelfde / geen seizoenen

Slide 9 - Diapositive

woestijn klimaat

Slide 10 - Diapositive

Woestijnklimaat

- Minder dan 250mm water per jaar
- lage breedte
- Nauwelijks plantengroei
- Warm en droog (soms regen)
- In de nacht kan het vriezen

Slide 11 - Diapositive

zeeklimaat

Slide 12 - Diapositive

zeeklimaat
- gematigde breedte
- Zachte winters/koele zomers
- Vooral loofbomen (met bladeren)
- Hele jaar door regen
- Duidelijke seizoenen
- Invloed van de zee

Slide 13 - Diapositive

Landklimaat

Slide 14 - Diapositive

Landklimaat
-gematigde breedte
- Zomer heel warm
- Winter heel koud
- Verder van zee
- Vaker naaldbomen
- Gehele jaar neerslag

Slide 15 - Diapositive

Poolklimaat

Slide 16 - Diapositive

Poolklimaat
- Op hoge breedte
- Winters donker en koud
- Bijna geen planten
- Bodem bedekt door ijs en sneeuw
- Bijna nooit hoger dan 0 graden Celcius

Slide 17 - Diapositive

Wat meet je als je "het weer" wilt bepalen?
A
Warmte en de kou
B
Warmte, regen en wind
C
Hoeveel graden het is over lange tijd
D
Warmte en de temperatuur

Slide 18 - Quiz

Hoe kun je het klimaat van een gebied bepalen?
A
Je meet de warmte, neerslag en de wind
B
Je meet hoe warm het is gedurende 1 jaar
C
Je meet het weer over lange tijd
D
Je kijkt naar de zomer- en wintertemperauur

Slide 19 - Quiz


A
Droog klimaat
B
Poolklimaat
C
Gematigd klimaat
D
Tropisch klimaat

Slide 20 - Quiz


A
Poolklimaat
B
Tropisch klimaat
C
Droog klimaat
D
Gematigd klimaat

Slide 21 - Quiz


A
Droog klimaat
B
Tropisch klimaat
C
Poolklimaat
D
Gematigd klimaat

Slide 22 - Quiz


A
tropisch klimaat
B
Droog klimaat
C
Pool klimaat
D
Landklimaat

Slide 23 - Quiz

Huiswerk


Maken werkboek 3.1
Opdracht 1 t/m 5


Slide 24 - Diapositive

Klimaatgrafiek
De kenmerken van een klimaat laat je zien in een klimaatgrafiek van een bepaalde plaats op aarde. De orde lijn is de gemiddelde temperatuur in graden Celsius. De blauwe kolommen zijn de gemiddelde neerslag per maand in millimeters.
Elk klimaat heeft zijn eigen kenmerken. 

Slide 25 - Diapositive

hoeveelheid neerslag per maand in mm
klimaatdiagram ->
Hoe werkt het?
Deze rode lijn geeft altijd de temperatuur  per maand aan.
Rechts staat de temperatuur in graden Celsius
De blauwe staafjes geven de neerslag per maand aan. Elke staafje is een maand van het jaar.

Slide 26 - Diapositive

Klimaatgrafiek

Slide 27 - Diapositive

Klimaattabel             -->
Klimaatgrafiek

Slide 28 - Diapositive

klimaatgrafieken
  • Maanden van het jaar.
  • Neerslag
  • temperatuur

Slide 29 - Diapositive

poolklimaat
  • Het hele jaar is het er koud.
  • Het hele jaar valt er neerslag, meestal sneeuw. 
  • Er groeien alleen wat mossen of grassen. 

Slide 30 - Diapositive

zeeklimaat
  • Koele zomers en warme winters
  • Het hele jaar neerslag. 
  • er groeien vooral loofbomen. 
  • Je hebt 4 seizoenen. 

Slide 31 - Diapositive

landklimaat
  • Er zijn koude winters en hete zomers.
  • Er zijn 4 seizoenen.
  • Er groeien loofbomen en naaldbomen. 

Slide 32 - Diapositive

tropisch klimaat
  • Het is er altijd warmer dan 18 graden
  • Er is veel regen of je hebt er het regenseizoen.
  • Er groeit tropisch regenwoud of grassen, struiken en loofbomen.

Slide 33 - Diapositive

woestijn klimaat
  • Het is er heel droog.
  • Het is er heel erg warm.
  • Er groeien allen struiken en planten die goed tegen de hitte kunnen.

Slide 34 - Diapositive

De klimaatgrafieken

Slide 35 - Diapositive

zeeklimaat
tropisch klimaat
woestijnklimaat
landklimaat
poolklimaat

Slide 36 - Question de remorquage