Interpunctie, spelling

Lees deze tekst. 
bas was op vakantie in oostenrijk daar ging hij met zijn ouders wandelen in de bergen onderweg kwam hij een heleboel prachtige dieren tegen zoals koeien berggeiten en roofvogels bas maakte van ieder dier een foto thuis vroeg hij aan zijn vader zal ik van deze foto’s een fotoboek maken
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsBasisschoolGroep 5

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Lees deze tekst. 
bas was op vakantie in oostenrijk daar ging hij met zijn ouders wandelen in de bergen onderweg kwam hij een heleboel prachtige dieren tegen zoals koeien berggeiten en roofvogels bas maakte van ieder dier een foto thuis vroeg hij aan zijn vader zal ik van deze foto’s een fotoboek maken

Slide 1 - Diapositive

Wat valt jullie op aan deze tekst?

Slide 2 - Question ouverte

Interpunctie

Slide 3 - Carte mentale

Interpunctie
Interpunctie is het gebruik van leestekens in een tekst. Wij gaan het hebben over het gebruik van punten, komma's, het uitroepteken en het vraagteken. 

Slide 4 - Diapositive

Melvinginglangwandeleninhetenormebos.

Wat valt jullie op?

Slide 5 - Question ouverte

Spatie
De spatie is het open stuk tussen twee woorden. Tussen ieder woord staat steeds een spatie. Tussen een woord en een leesteken, zoals een komma of punt staat geen spatie. 

Slide 6 - Diapositive

Wat staat hier?
gelukkigzezijnnognetoptijd

Slide 7 - Question ouverte

Wanneer gebruik je een punt?
A
Een punt geeft het einde van een zin aan
B
Een punt geeft aan dat je iets wilt vragen
C
Een punt gebruik je als je iets boos wilt zeggen aan het einde van een zin
D
Een punt staat in het midden van een zin

Slide 8 - Quiz

PUNT 

- Aan het einde van een zin


Vandaag heb ik een hockeywedstrijd.

Morgen ga ik logeren bij mijn vriendin.

Slide 9 - Diapositive

In welke zin staat het leesteken op de juiste plaats?
A
Help jij je vrienden altijd.
B
Help jij je vrienden altijd?
C
Help jij je vrienden altijd!
D
Help jij je vrienden altijd,

Slide 10 - Quiz

Vraagteken (?)
Een vraagteken gebruik je aan het eind van een vraagzin.

Hoe gaat het met jou?

Slide 11 - Diapositive

Uitroepteken (!)
Een uitroepteken gebruik je na een uitroep of bevel:

Houd op!

Slide 12 - Diapositive

Uitroepteken
Met een uitroepteken geef je een zin extra nadruk.

Dat is fantastisch!



Slide 13 - Diapositive

In welke zin staat het leesteken op de juiste plaats?
A
Ik heb het helemaal gehad met die hondenpoep.
B
Ik heb het helemaal gehad met die hondenpoep,
C
Ik heb het helemaal gehad met die hondenpoep?
D
Ik heb het helemaal gehad met die hondenpoep!

Slide 14 - Quiz

De komma

Slide 15 - Diapositive

Wanneer gebruik je een komma?

Slide 16 - Diapositive

Voor voegwoorden
voor omdat, want en zodat. Na het voegwoord en gebruik je geen komma. 

Bijvoorbeeld: Thijs gaat naar huis, omdat hij ziek is.
Thijs gaat naar huis, zodat hij uit kan rusten.

Slide 17 - Diapositive

Bedenk een zin met komma en een voegwoord (omdat, want, zodat).

Slide 18 - Question ouverte

Voor opsommingen die uit meer dan twee delen bestaan

Bijvoorbeeld: 
Op de middelbare school krijg je vakken als aardrijkskunde, geschiedenis, natuurkunde en scheikunde.

Slide 19 - Diapositive

Bedenk een zin met een komma en een opsomming met meer dan twee delen.

Slide 20 - Question ouverte

Hoe vindt je de persoonsvorm in een zin?
A
Door een vraagzin te maken. De persoonsvorm komt vooraan.
B
C
Je vindt de persoonsvorm zomaar.
D
Door de zin in een andere tijd te zetten. Het woord dat verandert is de persoonsvorm.

Slide 21 - Quiz

Komma tussen twee persoonsvormen. 

Wat Sara durft, is echt heel moedig. 
Als het goed is, is het morgen mooi weer. 

Slide 22 - Diapositive

Bedenk een zin met een komma met twee persoonsvormen.

Slide 23 - Question ouverte

Na het aanspreken van iemand.



Bijvoorbeeld: Ga je mee boodschappen doen, Lisanne?

Slide 24 - Diapositive

Verzin een zin met een komma. Na het aanspreken van iemand.

Slide 25 - Question ouverte

Wanneer gebruik je een punt?

Slide 26 - Question ouverte

Wanneer gebruik je een uitroepteken?
A
Als je een zin extra nadruk wilt geven.
B
Na het einde van een zin.
C
Na een uitroep of bevel.

Slide 27 - Quiz

Wanneer gebruik je een vraagteken?

Slide 28 - Question ouverte

Wanneer gebruik
je een komma?

Slide 29 - Carte mentale

Wat vonden jullie leuk aan deze les?

Slide 30 - Question ouverte

Wat vonden jullie moeilijk?

Slide 31 - Question ouverte