Week 16; les 3; 2vwo Kapitel 8

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Was machen wir heute?

Vorbereitung auf den Test K8

• Wiederholung Grammatik
• Sprachmittel
• Wortschatz

Wortschatz - Sprachmittel

Notiere die Mehrzahl auf Deutsch:

blouse

Notiere die Mehrzahl auf Deutsch:

broek

Ergänze die Sätze. Wähle aus, (zwei bleiben übrig):
begeistert – genau – beliebt – verrückt

1 Ich mag es, einfach mal ___ und fantasievoll zu sein.
2 Die Kleiding von H&M ist immer sehr _______ .

1a Übersetze die Fragen ins Deutsche. 1b Beantworte die Fragen auf Deutsch.

Wat draag je meestal?

Hoe bevalt je de broek?

Grammatik

Ergänze die Sätze mit den Verben in der richtigen Form. Wähle aus:
dürfen – können – wissen

1. _____ du gut Klavier spielen?
2. ____ ihr wie spät es ist?

Übersetze und ergänze die Verben im Präsens (tegenwoordige tijd).

1. graag willen Was __________ du?
2. aardig vinden ______ Tom den Lehrer?

Ergänze die richtige Form von müssen oder sollen

1. Welche Stiefel _______ ich kaufen?
2. Ich habe Fieber, ich ______ zum Arzt.

Betekenis van woorden

kunnen

lusten

weten

willen (heel sterk)

leuk vinden

moeten (het kan niet anders)

mogen

willen (wens)

weten

moeten (wil van een ander)

Er zijn drie regels om de modale werkwoorden goed te vervoegen.
Twee regels voor enkelvoud en een regel voor meervoud.
Welke?

De tweede letter verandert zich naar welke letter?

dürfen, können, mögen

Dure konijnen mogen aaien

1. i
2. u
3. e
4. a

De tweede letter van het werkwoord müssen verandert zich ook.

Naar welke?

Mus uitlaten

1. a
2. u
3. i
4. e

Vervoeg het werkwoord 'wissen'
ich w....
du .... enzovoorts

Opdracht 

Op de volgende dia vind je een link naar een oefening met Modale werkwoorden.

Maak de oefening en noteer je score. Die heb je straks nodig!

https:

Hoeveel fouten heb je?

0 F

1-3 F

4-6 F

7-10 F

>10 F

Hoe ver ben ik?

1. Ik snap alles.
2. Ik snap het een beetje.
3. Ik snap bijna alles
4. Ik snap het niet.