Gram woordsoorten, lw, zn en bn

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Lesdoelen

Aan het einde van deze les

- kun je lidwoorden herkennen.

- kun je (concrete en abstracte) zelfstandig naamwoorden herkennen.

- kun je (stoffelijke) bijvoeglijke naamwoorden herkennen.

Lesprogramma

- Lezen (5 min)

- Introductie van de les: doelen en programma (5 min)

- Terugblik (5 min)

- Uitleg lw, zn en bn (10 min)

- Zelfstandig werken aan opdrachten (10 min)

- Afsluiting (5 min)

Lezen

Terugblik

Vorige les: werkwoordelijk gezegde

Durf jij daar te blijven staan? 

In de vakantie mag jij er voor zorgen

Zijn voorstel keurde het bestuur niet goed.

Hij stond zeker een uur te wachten.

Lidwoord(lw)

- hoort bij een zelfstandig naamwoord

zelfstandig naamwoord (zn)

mens, dier, plant, ding of gevoel

concreet en abstract

enkelvoud/meervoud

verkleinwoord

kan meestal een lidwoord voor

Eigennaam

bijvoeglijk naamwoord (bn)

zegt iets over een zelfstandig naamwoord

staat voor het zn, soms verderop in de zon

heeft een korte vorm en een lange vorm (met een e)

kent trappen van vergelijking

sommige zijn gemaakt van een werkwoord

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord = zegt van welke stof iets gemaakt is en heeft maar één vorm: eindigt meestal op -en, staat altijd voor zn en heeft geen trappen van vergelijking

Het is vijf uur.

De  buurjongen slaat de kat met de houten stok.

Aan de slag

-Plenda:  §4 Bijvoeglijk naamwoord

Maak opdracht 3, 4 en 6 (blz.211).

En:  §5 Lijdend voorwerp

Maak opdracht 2, 3 en 6 (blz.213).

Afsluiting 

Zijn de lesdoelen bereikt?

Hoe ging het?

Vooruitblik: morgen LV