het lichaam (LOWAN) dag 2

het lichaam
1 / 53
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Buitengewoon secundair onderwijs

Cette leçon contient 53 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

het lichaam

Slide 1 - Diapositive

de lip
het haar
het oor
de neus
het oog
de kin
het hoofd

Slide 2 - Question de remorquage

de m..d
timer
0:30

Slide 3 - Question ouverte


timer
0:30

Slide 4 - Question ouverte


timer
0:30

Slide 5 - Question ouverte

het h..fd
timer
0:30

Slide 6 - Question ouverte


timer
0:30

Slide 7 - Question ouverte


timer
0:30

Slide 8 - Question ouverte


timer
0:30

Slide 9 - Question ouverte


timer
0:30

Slide 10 - Question ouverte


timer
0:30

Slide 11 - Question ouverte


timer
0:30

Slide 12 - Question ouverte


timer
0:30

Slide 13 - Question ouverte

het g.z.ch.
timer
0:30

Slide 14 - Question ouverte


timer
0:30

Slide 15 - Question ouverte

MAAK een woorddictee.
  1. NEEM de woordenlijst(blz. 50 van je werkboek)
  2. KIES acht woorden(1t/m13 van de woordenlijst op blz.50).
  3. VORM een duo.
  4. NEEM elk om beurt een dictee af.
  5. CONTROLEER
timer
5:00

Slide 16 - Diapositive

Wat ga ik leren?
Nieuwe woorden bij thema het lichaam. 

Slide 17 - Diapositive

LUISTER goed en ZEG het woord na.

Slide 18 - Diapositive

de tand

Slide 19 - Diapositive

de kies

Slide 20 - Diapositive

het gebit

Slide 21 - Diapositive

de tong

Slide 22 - Diapositive

de keel

Slide 23 - Diapositive

de nek

Slide 24 - Diapositive

de schouder

Slide 25 - Diapositive

de arm

Slide 26 - Diapositive

de elleboog

Slide 27 - Diapositive

de hand

Slide 28 - Diapositive

de vinger

Slide 29 - Diapositive

de borst

Slide 30 - Diapositive

de buik

Slide 31 - Diapositive

de heup

Slide 32 - Diapositive

HERHAAL.

Slide 33 - Diapositive

MAAK een woordenlijst. 
NEEM een balpen en jouw schrift.

SCHRIJF het woord.                              VERTAAL of TEKEN het woord.

- de hand                                                    la mano

Slide 34 - Diapositive

ZOEK het juiste woord. SCHRIJF het op.
g      r
   u   
p      h
   e
        u
b    o
   l  g
o      e
   e   l
s     d
   r    c
h    o
   u   e
b   g
   i    e
t
e
     l
e                 k
o    n
    g
t
n
     a
t       d
t       s
    o
b     r

Slide 35 - Diapositive

DILEMMA: KIES.
1 slechte tand      of      gebit kwijt


Slide 36 - Diapositive

DILEMMA: KIES.
grijs haar   of      geen haar




Slide 37 - Diapositive

DILEMMA: KIES.
3 armen   of    3 benen






Slide 38 - Diapositive

DILEMMA: KIES.
gespierde borstkas of gespierde rug








Slide 39 - Diapositive

DILEMMA: KIES.
1O vingers of 2 handen

 

Slide 40 - Diapositive

Differentiatie
  • Schrijf de woorden 14 t/m 27 in het meervoud(pluralis) op blz. 50 van je werkboek.
  • Maak zinnen met de woorden(14 t/m 27 op blz. 50 van je werkboek).
  •  Schrijf de zinnen vervolgens in een andere tijd(imperfectum en perfectum).
  • Doe een dictee met een andere leerling.

Slide 41 - Diapositive

Maak zinnen met de woorden(blz. 50 van je werkboek).
Bijvoorbeeld: haar
Zij heeft mooi lang haar.

Slide 42 - Diapositive

Schrijf de zinnen vervolgens in een andere tijd(imperfectum en perfectum).
Bijvoorbeeld: Zij heeft mooi blond haar.
Imperfectum: Zij had mooi blond haar.
Perfectum: Zij heeft mooi blond haar gehad.

Slide 43 - Diapositive

Slide 44 - Lien

NEEM jouw gsm of LOG in op de pc.

Slide 45 - Diapositive


A
het gebit
B
de kies
C
het kies
D
de mond

Slide 46 - Quiz


A
de arm
B
de schouder
C
de heup
D
de elleboog

Slide 47 - Quiz


A
de buik
B
de borst
C
de arm
D
de buyk

Slide 48 - Quiz


A
de arm
B
de keel
C
de vinger
D
de elleboog

Slide 49 - Quiz


A
de borst
B
de schouder
C
het gebit
D
de keel

Slide 50 - Quiz

MAAK de oefeningen op papier.
  1. NEEM jouw bundel.
  2. MAAK de oefeningen (pagina 10 tot 16).
  3. Klaar?


Slide 51 - Diapositive

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 53 - Diapositive