Werkwoordspelling oefenen

 Werkwoordspelling oefenen
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 1-4

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

 Werkwoordspelling oefenen

Slide 1 - Diapositive

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(schrikken) De .............. kinderen

Slide 2 - Question ouverte

Noteer het voltooid deelwoord van herontdekken.

Slide 3 - Question ouverte

voltooid deelwoord
onvoltooid deelwoord
infinitief
persoonsvorm verleden tijd
persoonsvorm tegenwoordige tijd
zong
gezongen
zingend
zingt
zingen

Slide 4 - Question de remorquage

Gisteren (branden).... Sef en Else zich alweer aan de kachel.

Slide 5 - Question ouverte

Zet 'Ik telefoneer' in de persoonsvorm verleden tijd

Slide 6 - Question ouverte

Persoonsorm tegenwoordige tijd "bepalen": Jij___________

Slide 7 - Question ouverte

Sleep de woorden naar de juiste plaats.
geen persoonsvorm
persoonsvorm
drinken
paarden
bijten
stoelen
dingen
plakken

Slide 8 - Question de remorquage

't kofschip-x
Hij heeft in de bergen (wandelen).
A
gewandelt
B
gewandeld

Slide 9 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Persoonsvorm verleden tijd zwak
Persoonsvorm verleden tijd sterk
Maarten van der Weijden zwom met moeite de Elfstedentocht.
Vannacht pleegde een tiener een overval op de Spar.
Ik moet moeite doen om op te letten.

Slide 10 - Question de remorquage

voltooid deelwoord
onvoltooid deelwoord
infinitief
persoonsvorm verleden tijd
persoonsvorm tegenwoordige tijd
durvend
durft
durfde
durven
gedurfd

Slide 11 - Question de remorquage

Wat is het voltooid deelwoord van
'beantwoorden'? Hij heeft de vraag ...

Slide 12 - Question ouverte

Wat is het voltooid deelwoord van 'verhuizen'? Zij zijn gisteren ...

Slide 13 - Question ouverte

Josephine (vragen) voor haar verjaardag vroeger vaak playmobil.
A
vraagde
B
vraagde
C
vroeg
D
vroegde

Slide 14 - Quiz

Sleep het werkwoord naar de bijbehorende werkwoordsvorm.
persoonsvorm tt hij-vorm
persoonsvorm tt wij-vorm
persoonsvorm vt enkelvoud
persoonsvorm vt meervoud
voltooid deelwoord
tegenwoordig deelwoord
vertelt
pestten
veranderd
zou
pesten
lezend

Slide 15 - Question de remorquage

Ronja (kiezen) .... elk jaar een dure telefoon.

Slide 16 - Question ouverte

Lisa heeft dat (beloven) .... aan haar moeder.

Slide 17 - Question ouverte

juist
onjuist
Als er 'jij' voor de persoonsvorm staat, gebruik je alleen de ik-vorm
Als 'jij' achter de persoonsvorm staat, gebruik je de ik-vorm.
In de tegenwoordige tijd voeg je nooit een d toe achter de ik-vorm
De stam is hetzelfde als de ik-vorm

Slide 18 - Question de remorquage

Wat is het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord?

de .............................. (verbreden) straat

Slide 19 - Question ouverte


Kies het juiste antwoord:
Hij heeft in zijn leven veel ...


A
gereist
B
gereisd
C
gerijst
D
gerijsd

Slide 20 - Quiz

Noteer de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd:
Nirwan (vinden) sciencefictionfilms het leukst.

Slide 21 - Question ouverte

Wat is het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord?

de ............................ (verrotten) appel

Slide 22 - Question ouverte

persoonsvorm tt enkelvoud
persoonsvorm tt meervoud
persoonsvorm vt enkelvoud
persoonsvorm vt meervoud
voltooid deelwoord
bijvoeglijk naamwoord
besteed of besteedt
bestede
besteed
besteden
besteedden
besteedde

Slide 23 - Question de remorquage

Schrijf het voltooid deelwoord op van 'worden'

Slide 24 - Question ouverte

De STAM en de IK-VORM zijn precies hetzelfde.
De STAM en de IK-VORM zijn niet precies hetzelfde.
drinken
zwaaien
koken
vliegen
vallen
kleuren
roepen
luisteren
rammen
maken

Slide 25 - Question de remorquage

stam
ik-vorm
stam én ik-vorm
gev
fiets
werk
zitt
maak
verv
was
bak

Slide 26 - Question de remorquage

Hij (afleiden)............. haar telkens ....

Slide 27 - Question ouverte

Senna (beloven) dat nooit meer te zullen doen.
A
beloofte
B
beloofde
C
belooft
D
beloofd

Slide 28 - Quiz

Huiswerk voor de volgende les:
Maak een account aan op www.gespeld.nl en krijg elke werkdag een nieuwe oefening. 

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Lien