Les 3.1 voedingsstoffen en schijf van vijf

Voedingsmiddel
Voedingsstof
Water
kaas
koolhydraten
vetten
Vitamine
Mineralen
Eiwitten
Brood
ei
Boter
Chips
thee
1 / 17
suivant
Slide 1: Question de remorquage
Zorg en WelzijnPraktijkonderwijsLeerjaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Voedingsmiddel
Voedingsstof
Water
kaas
koolhydraten
vetten
Vitamine
Mineralen
Eiwitten
Brood
ei
Boter
Chips
thee

Slide 1 - Question de remorquage

Voedingsstoffen

Slide 2 - Diapositive

Koolhydraten
Vetten
Eiwitten
Water
Vitamine
Mineralen

Slide 3 - Question de remorquage

De taak van voedingsstoffen in ons lichaam

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Welke voedingsstof zorgt voor bescherming
A
vitamine
B
eiwitten
C
koolhydraten
D
water

Slide 8 - Quiz

Welke voedingsstof zorgt voor energie
A
vitamine
B
water
C
koolhydraten
D
mineralen

Slide 9 - Quiz

Welke voedingsstof zorgt voor energie?
A
Vitamine
B
Vetten
C
Water

Slide 10 - Quiz

Welke voedingsstof zorgt ervoor dat je lichaam kan groeien?
A
Water
B
vetten
C
Vitamine
D
mineralen

Slide 11 - Quiz

Waar of niet waar?
Vetten en eiwitten geven ons energie
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quiz

Waar of niet waar?
Vitamine en koolhydraten zorgen dat alles goed geregeld wordt
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quiz

Schijf van 5
  • De schijf van vijf bestaat uit vijf vakken.
  • Elk vak heeft voedingsmiddelen die we elke dag nodig hebben.
  • Als je elke dag iets eet uit elk vak dan 
     krijg je alle voedingsstoffen binnen. 
  • De vakken zijn niet even groot.
  • Uit de grote vakken moet je meer eten
     dan uit de kleine vakken.
  • De grote vakken bevatten plantaardige 
     voedingsmiddelen.
www.voedingscentrum.nl

Slide 14 - Diapositive

De schijf van vijf
1. groente en fruit
2.brood, granen & aardappelen
3.zuivel, noten, vis, vlees en ei
4. olie en vetten
5. dranken (water)
( Eet vooral van de grootste 2 schijven!)
Tekst

Slide 15 - Diapositive

Waarom is het ene vak groter dan het andere?
A
Hier zijn meer voedingsmiddelen van
B
Hier moet je meer van eten
C
Die voedingsmiddelen zijn gezonder

Slide 16 - Quiz

Einde

Slide 17 - Diapositive