Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Español
Slide 1 - Diapositive
Toets bespreken:
lager dan 5 = flexuur
Komende lessen ook readers weer mee.
Slide 2 - Diapositive
Hoe zeg je dat je iets leuk vindt?
Bedenk een voorbeeld
Slide 3 - Diapositive
Lesdoel:
Ik kan in het Spaans zeggen dat ik iets leuk / lekker vind, met het werkwoord gustar.
Slide 4 - Diapositive
Gustar betekent = leuk vinden, lekker vinden of houden van.
Hoewel het een werkwoord is op -AR, is het anders dan de andere werkwoorden!
El verbo gustar
GUSTA
GUSTAN
en
Wat je leuk vindt is:
Enkelvoud
Werkwoord(en)
Wat je leuk vindt is:
Meervoud
Voorbeelden:
Me gusta el gato.
Ik vind de kat leuk.
Me gustan los perros
Ik vind de honden leuk
Me gusta hablar español
Ik vind Spaans spreken leuk.
Meestal gebruik je alleen:
Slide 5 - Diapositive
Het Spaanse werkwoord gustar is nooit alleen. Het werkwoord gustar geeft aan wat je leukt vindt. En daar voor komt altijd een meewerkend voorwerp, die geeft aan wie iets leuk vindt.
Ik-vorm (yo) = me gusta ... + me gustan ...
Jij-vorm (tú) = te gusta ... + te gustan ...
El verbo gustar
Slide 6 - Diapositive
¡A practicar!
GUSTA
GUSTAN
Slide 7 - Diapositive
los libros
Slide 8 - Diapositive
la casa
Slide 9 - Diapositive
las patatas fritas
Slide 10 - Diapositive
el español
Slide 11 - Diapositive
nadar y esquiar
Slide 12 - Diapositive
Escribe gusta o gustan
1. Me ________ la pasta.
2. No me __________ las verduras.
3. Me __________el inglés y el alemán.
4. Me __________ jugar al hockey.
5. ¿Te __________ los quesos franceses?
Schrijf de antwooorden in je schrift
Slide 13 - Diapositive
Escribe gusta o gustan
1. Me gusta la pasta. (enkelvoud)
2. No me gustan las verduras. (meervoud)
3. Me gustan el inglés y el alemán. (meervoud)
4. Me gusta jugar al hockey. (werkwoord)
5. ¿Te gustan los quesos franceses? (meervoud)
Slide 14 - Diapositive
me
te
le
nos
os
les
tú / jij
yo / ik
él / hij
ellos / zij
ellas / zij
ella / zij
nosotros (wij)
vosotros (jullie)
Slide 15 - Question de remorquage
ik vind leuk
jij vindt leuk
hij/zij/u vindt leuk
wij vinden leuk
jullie vinden leuk
zij vinden leuk
me gusta/gustan
te gusta/gustan
le gusta/gustan
nos gusta/gustan
os gusta/gustan
les gusta/gustan
Slide 16 - Question de remorquage
1. A Carlos, no________hacer los deberes.
2. A mi hermana y yo, __________ver una serie en Netflix.
3. A ellos______________comer una pizza enorme con queso.
4. A mí, _______________los animales.
5. A mis padres_______________todas las series en Netflix.
le gusta
nos gusta
les gusta
me gustan
les gustan
Slide 17 - Question de remorquage
gusta
gustan
bailar
los perros
inglés y portugués
fruta
la leche
jugar a videojuegos
Slide 18 - Question de remorquage
me
te
le
nos
os
les
A mí ... gusta mucho jugar al fútbol
A ti ... gusta el guacamole
A Lucas ... gusta la música latina
A nosotras ... gusta el chocolate
A vosotros ... gusta ver series en Netflix
A ellos ... gusta quedar con amigos
Slide 19 - Question de remorquage
1. Schrijf een goede zin met gustar waarin je zegt dat je iets leuk vindt.