1t Trede 4 intro 6 dec.

Trede 4
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Trede 4

Slide 1 - Diapositive

Today's plan
- Introduction of trede 4 
- You got the game!
- Words 



Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen
Aan het eind van de les...
- weet je wat de eindoelen zijn van trede 4 
- herken je de imperatives en kan je deze toepassen.
- je weet een deel van de wordbank. 

Slide 3 - Diapositive

What are your goals for 2024?
timer
2:00

Slide 4 - Diapositive

Wat gaan we doen in trede 4?
Onderzoek het in KennisTon
timer
5:00

Slide 5 - Diapositive

Trede 4: The rules of the game
- Je vormt rangtelwoorden. 
- Je gebruikt bezittelijke voornaamwoorden.
- Je herkent en gebruikt de gebiedende wijs.
- Je voert online conversaties en discussies. (A1.1) 
- Je spreekt een publiek toe. (A1.2)
- Je spreekt de th-klank uit.
- Je maakt gebruik van leesstrategieën: voorkennis gebruiken.
- Wordbank




Slide 6 - Diapositive

Imperatives

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

When do you use imperatives?

Slide 9 - Diapositive

Imperatives: vorm
Stand up. 
Eat your dinner. 
Whisk for two minutes.

Regel: 'imperatives' beginnen met het hele werkwoord van de handeling die jij of iemand anders moet doen. 



Slide 10 - Diapositive

Imperatives:
Zeg dat iemand huiswerk moet maken.

Slide 11 - Question ouverte

What are imperatives?
A
actieve zin
B
passieve zin
C
gebiedende zin
D
vragende zin

Slide 12 - Quiz

Rewrite the sentences by making imperatives.
You should take off your coat.

Slide 13 - Question ouverte

2. Imperatives:
Say that one has to be quiet.


A
Don't be quiet!
B
Be quiet!
C
Be quite!
D
Can you be quiet?

Slide 14 - Quiz

KennisTon 
maak in kenniston Trede 4: 
- Oefen met spelregels.
- Lees de spelregels.

timer
20:00

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Lien

Memory
  • Gebruik een 2 A4tjes en verdeel die in 8 gelijke vakjes
  • Op het ene vel schrijf je de woordjes in het Nederlands, op het andere vel de woordjes in het Engels
  • Je maakt set 1 OF set 2 
  • Als je set klaar is, speel je een ronde met de persoon naast je.

als je spel af is en je hebt een ronde gespeeld, laat dit aan mij zien zodat ik dit kan afvinken!


Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Lien

knowledge test
1. Geef een imperative waarbij je iets moet doen.
2. Geef een zin met een imperative waarbij je iets niet moet doen.
3. Wat zijn imperatives?
4. Name 5 items you need to play a game?

Slide 19 - Diapositive