Tenses overview

3C
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

3C

Slide 1 - Diapositive

Thuis

1. Uitleg en oefenen werkwoorden (20 min)
2. Zelf oefenen Past Simple en Past Continuous 


School

1. Uitleg en oefenen werkwoorden (20 min)
2. Luisteropdracht

Slide 2 - Diapositive

Leerdoel:
Als je een brief schrijft, weet je welke tijden je wanneer moet gebruiken.

Slide 3 - Diapositive

Er zijn 3 'hoofd' tijden
1. Verleden tijd

2. Tegenwoordige tijd

3. Toekomstige tijd

Slide 4 - Diapositive

Verleden tijd
Past tense

Slide 5 - Diapositive

Past Simple

Iets dat in het verleden is gebeurd maar nu voorbij is.
Signaalwoorden: yesterday, last week, in 2019.
Present Perfect

Iets dat in het verleden is gebeurd maar wat nog steeds een link heeft met nu.
Signaalwoorden: since, for, yet

Slide 6 - Diapositive

Past Simple

I washed my car yesterday.


She worked there 2 years ago.


Present Perfect

I have washed my car, it is clean now.

She has worked there since 2019

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Lien

Tegenwoordige tijd
Present tense

Slide 9 - Diapositive

Present Simple

Iets dat altijd/regelmatig zo is, een gewoonte is, een feit is.
Signaalwoorden: always, never, often, usually, normally
Present Continuous

Iets dat NU bezig is (Nederlands: aan het...)
Signaalwoorden: at the moment, (right) now, today

Slide 10 - Diapositive

Present Simple

I live in Tilburg.

She alsways drinks tea.

We never go on holiday.
Present Continuous

I am talking to you right now.

She is singing so she can't hear you.


Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Lien

Toekomstige tijd
Future tense

Slide 13 - Diapositive

Will

1. Spontante beslissingen.
2. Voorspelling zonder bewijs. 
Going to

1. Als iemand iets van plan is dat al langere tijd is afgesproken.
2. Voorspellingen met bewijs.

Slide 14 - Diapositive

Will

1. Spontante beslissingen.
Let's throw a party! I will invite all of my friends.
2. Voorspelling zonder bewijs.
I think it will be  busy in the city centre.
Going to

1. Als iemand iets van plan is dat al langere tijd is afgesproken.
I am going to throw a party on my birthday
2. Voorspellingen met bewijs.
Look at the clouds, it's going to rain.

Slide 15 - Diapositive

Grootste verschil will/going to
Als je over de toekomst gaat en het staat vast
--> I am going to....
NIET GONNA!

Als je over de toekomst praat en het is nog onzeker
--> I will....

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Lien

Leerdoel:
Als je een brief schrijft, weet je welke tijden je wanneer moet gebruiken.

Slide 18 - Diapositive

Is het leerdoel (voor jou) behaald?
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Sondage