Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Verwijswoorden -1TH
Wat gaan we leren
Wat verwijswoorden zijn.
1 / 16
suivant
Slide 1:
Diapositive
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
Cette leçon contient
16 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
La durée de la leçon est:
60 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Wat gaan we leren
Wat verwijswoorden zijn.
Slide 1 - Diapositive
Verwijswoorden
Een verwijswoord verwijst naar een ander woord.
Of naar een groepje woorden in de tekst.
Of zelfs naar een hele zin.
Meestal staat dat woord of groepje woorden één regel eerder.
Slide 2 - Diapositive
Doel van de les
Aan het eind van de les kun je een aantal verwijswoorden noemen.
Aan het eind van de les weet je wat een verwijswoord is.
Slide 3 - Diapositive
Weet je nog een verwijswoord?
Slide 4 - Carte mentale
Voorbeelden van verwijswoorden zijn:
hij, het, ze, zij, die, dat, hier, er, daar, dan, toen.
Slide 5 - Diapositive
voorbeelden:
Ali komt uit Syrie. Hij is daar geboren.
Het verwijswoord is: hij. hij->Ali
Merhawit heeft een mooi droomhuis, het staat in Eritrea
Het verwijswoord is: het. het-> het droomhuis
Ik was in de vakantie in Griekenland. Het was daar heel mooi weer.
Het verwijswoord is: daar. daar -> in Griekenland
Het lievelingseten van Ebony is fufu. Dat vind ze heel lekker
Het verwijswoord is dat. Dat -> fufu
Slide 6 - Diapositive
Sharon komt uit Nigeria. Zij woont nu in Nederland.
Wat is hier het verwijswoord?
A
Ayoub
B
woont
C
zij
D
Nederland
Slide 7 - Quiz
Sharon komt uit Nigeria. Zij woont nu in Nederland.
Waar verwijst zij naar?
A
Sharon
B
woont
C
hij
D
Nederland
Slide 8 - Quiz
Vanessa komt uit Ghana. Dat is een mooi land.
Wat is hier het verwijswoord?
A
Vanessa
B
Ghana
C
land
D
dat
Slide 9 - Quiz
Vanessa komt uit Ghana. Dat is een mooi land.
Waar verwijst dat naar?
A
Vanessa
B
Ghana
C
Nederland
D
komt
Slide 10 - Quiz
Ik heb zin in de pauze. Dan ga ik een croissant kopen.
Wat is hier het verwijswoord?
A
ik
B
dan
C
pauze
D
zin
Slide 11 - Quiz
Ik heb zin in de pauze. Dan ga ik een croissant kopen.
Waar verwijst dan naar?
A
croissant
B
in de pauze
C
zin
D
dan
Slide 12 - Quiz
Ik heb gesport en ik heb dorst. Daarom ga ik straks wat drinken.
Wat is hier het verwijswoord?
A
Ik
B
straks
C
wat
D
daarom
Slide 13 - Quiz
Ik heb gesport en ik heb dorst. Daarom ga ik straks wat drinken.
Waar verwijst daarom naar?
A
dat ik dorst heb
B
gesport
C
en
D
ik
Slide 14 - Quiz
Weet je nu wat verwijswoorden zijn?
A
Ja!
B
Nee
C
Een beetje
Slide 15 - Quiz
Aan de slag
Maken opdracht 1,2,3 blz. 134/135
Slide 16 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
Verwijswoorden
Mars 2022
- Leçon avec
16 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
1T Verwijswoorden
Mai 2020
- Leçon avec
18 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
Verwijswoorden
Février 2021
- Leçon avec
20 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
Verwijswoorden
Février 2021
- Leçon avec
17 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
Verwijswoorden
Janvier 2021
- Leçon avec
18 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
Verwijswoorden
Mars 2022
- Leçon avec
18 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
Verwijswoorden
Septembre 2021
- Leçon avec
18 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
Verwijswoorden
Février 2023
- Leçon avec
14 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1