Cette leçon contient 12 diapositives, avec diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Taalfamilies
Taalfamilies
Slide 1 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Europese talen
Welke Europese talen ken je?
En welke spreek jij?
We gaan luisteren naar 2 Europese talen.
Slide 2 - Diapositive
Welke Europese talen ken je? En welke spreek jij? We gaan luisteren naar 2 Europese talen. Jullie moeten raden welke taal je hoort. De leerlingen kunnen kiezen uit meerdere antwoorden. Welke talen herkende je meteen? En welke wist je echt niet?
Welke taal is dit?
En welke taal is dit?
Slide 3 - Diapositive
Klik op de geluidsicoontjes!
Nederlands
links
twee
komen
jaar
Duits
links
zwei
kommen
Jahr
Slide 4 - Diapositive
Sommige talen lijken erg op elkaar. Kijk maar eens naar deze Nederlandse en Duitse woorden. Bijna hetzelfde!
danke
jung
viele
wenige
drei
Slide 5 - Diapositive
En kijk eens naar deze Duitse woorden. Wat zouden ze betekenen?
Hoe zou het komen dat Nederlands en Duits zoveel overeenkomsten hebben? Wie heeft een idee?
Nederlands en Duits lijken zo erg op elkaar omdat ze familie van elkaar zijn. Ze zijn broer en zus.
Spaans
cuándo
pensar
amar
mes
Italiaans
quando
pensare
amare
mese
Slide 6 - Diapositive
Kijk eens naar deze Italiaanse en Spaanse woorden. Lijken die op elkaar? Hoe zou dat dan komen?
Italiaans en Spaans zijn, net als Nederlands en Duits, broer en zus.
Italiaans = agosto
Nederlands = augustus
Spaans = agosto
Duits = August
Slide 7 - Diapositive
Nederlands, Duits, Spaans en Italiaans zijn ook neefjes en nichtjes van elkaar. Op het eerste gezicht lijken ze heel anders, maar toch zijn sommige woorden hetzelfde. Kijk maar!
Indo-Europese taalfamilie = 448 talen
Slide 8 - Diapositive
Net als veel andere talen die in Europa worden gesproken behoren Nederlands, Duits, Spaans en Italiaans tot de Indo-Europese taalfamilie. Dat kan je zien doordat deze talen, als je goed kijkt, allemaal een beetje op elkaar lijken. Bij de Indo-Europese taalfamilie horen nog veel meer talen, zoals Engels, Russisch, Noors, Kroatisch. Deze talen hebben allemaal dezelfde voorouder: het Proto-Indo-Europees.
Stamboom
Slide 9 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Nederlands
Duits
Spaans
Italiaans
Engels
Portugees
Hongaars
twee
zwei
Woorden vergelijken
Slide 10 - Diapositive
Om het onderzoek uit te voeren, heb ik woordenlijsten uitgeprint. We hebben een woordenlijst van het Duits, het Spaans en het Italiaans én woordenlijsten van drie andere talen: Portugees, Fries en Hongaars. Eén van deze laatste drie talen is een broertje van het Nederlands en Duits, één van deze talen is het broertjes van het Spaans en Italiaans, en één van deze talen is helemaal geen familie.
Leerlingen werken in duo’s. Kies vijf woorden uit de Duitse woordenlijst de lijken op het Nederlands. Schrijf de Nederlandse woorden en de Duitse vertaling op de juiste plek in de tabel. Ik geef een voorbeeld.
Nederlands
Duits
Spaans
Italiaans
Engels
Portugees
Hongaars
twee
zwei
pensar
pensare
Woorden vergelijken
Slide 11 - Diapositive
Leg daarna de Italiaanse en Spaanse woordenlijsten naast elkaar. Welke Spaanse en Italiaanse woorden lijken op elkaar? Schrijf vijf woordduo’s in de tabel op de juiste plek. Ik geef weer een voorbeeld.
Nederlands
Duits
Spaans
Italiaans
Engels
Portugees
Hongaars
twee
zwei
dos
due
two
dois
gondolkodni
denken
denken
pensar
pensare
think
pensar
kettő
Woorden vergelijken
Slide 12 - Diapositive
Vul daarna de tabel verder in en gebruik ook de andere woordenlijsten: Portugees, Engels en Hongaars.
Vervolgens kan je de woorden die je gevonden hebt met elkaar vergelijken. Welke talen lijken op elkaar. Welke helemaal niet? Zet de juiste talen op de lege plekken in de stamboom en schrijf op welke taal er niet bij hoort.