4.2 Regionale verschillen

4.2 Regionale verschillen
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 14 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

4.2 Regionale verschillen

Slide 1 - Diapositive

Deze les:
  • Uitleg 4.2 Regionale verschillen 
  • Werken aan de opdrachten

Slide 2 - Diapositive

Populaire steden
Redenen groei:
Redenen groei:
  • veel werkgelegenheid
  • studie
  • voorzieningen
Voordelen groeiregio
Voordelen groeiregio:
  • Gemeenten: Belastinginkomsten
  • Bedrijven: goed opgeleide werknemers
  • Voorzieningen: bezoekers en klanten
Nadelen groeiregio's
Nadelen groeiregio's:
  • tekort aan woningen
  • drukte
  • wachtlijst voor voorzieningen
Oplossing
Oplossingen:
  • nieuwe kantoren en woonwijken buitenrand stad.
  • herinrichten gebieden die niet meer gebruikt worden.

Slide 3 - Diapositive

Krimp
Oorzaak krimp:
  • vertrek jongeren (studeren, werk, voorzieningen)
Gevolg:
  • toename vergrijzing
  • voorzieningen verdwijnen
Krimpgebieden

Slide 4 - Diapositive

Drempelwaarde
Drempelwaarde: Het minimum aantal klanten dat een voorziening nodig heeft om te kunnen bestaan.

Slide 5 - Diapositive

Verzorgingsgebied
Verzorgingsgebied: Het gebied waar de klanten van een voorziening vandaan komen.

Slide 6 - Diapositive

Reikwijdte: De maximale afstand die mensen willen afleggen om van een voorziening gebruik te maken.

Slide 7 - Diapositive

Voorzieningen sluiten
Voorzieningen sluiten:
  • Drempelwaarde wordt niet meer gehaald (minder inwoners dorp).
  • Reikwijdte is toegenomen (klanten kopen niet meer in eigen dorp).

Slide 8 - Diapositive

Herinrichten in krimpgebieden
Herinrichten krimpgebieden:
  • minder woningen, werkplekken en voorzieningen
  • Andere soorten woningen en voorzieningen.
  • Bij elkaar plaatsen van voorzieningen.
Voordeel: meer ruimte

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Nu doen:
  • Maak van 4.2 minimaal: 1a, 2, 4a, 5a, 6a t/m 6c, 9 en check de deelvragen (blz. 79).
  • Ga naar par. 4.3

Slide 14 - Diapositive