HV2 les 11 H20 naamwoordelijk gezegde en koppelwerkwoorden

Vandaag
Lezen
Herhaling bijstelling
Uitleg naamwoordelijk gezegde en koppelwerkwoorden
Aan de slag: keuze 

1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Vandaag
Lezen
Herhaling bijstelling
Uitleg naamwoordelijk gezegde en koppelwerkwoorden
Aan de slag: keuze 

Slide 1 - Diapositive

Lezen
timer
10:00

Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen
Na deze les:

weet je hoe je het naamwoordelijk gezegde vindt in een zin.

Slide 3 - Diapositive

Heb je het begrepen? Steek 1, 2 of 3 vingers op. 
Wat is de bijstelling in de onderstaande zin?

De hond, Woefwoef, was gisteren erg ziek. 

1) gisteren
2) Woefwoef
3) De hond, Woefwoef








Slide 4 - Diapositive

Zinsdelen en zinsdeelstukken
- Werkwoordelijk gezegde
- Onderwerp
- Lijdend voorwerp
- Meewerkend voorwerp
- Bijwoordelijke bepaling
----------------------------------
- Bijvoeglijke bepaling
- Bijstelling


Zinsdelen
Zinsdeelstuk

Slide 5 - Diapositive

Bijstelling
Amsterdam, de hoofdstad van Nederland, is erg mooi.

Met de bijstelling wordt hetzelfde bedoeld als iets anders dat ook in de zin staat en hij staat altijd tussen komma's.

Ik heb bloemen, een bos rozen, van mijn vriendin gekregen. 

In de zin staat dat ik bloemen heb gekregen.
De extra informatie die toegevoegd wordt, is dat het gaat om een bos rozen. 
Een bos rozen is hier de bijstelling, want het geeft extra informatie over bloemen.
Maak aantekeningen

Slide 6 - Diapositive

De zinsdelen benoemen
De bijstelling hoort bij hetzelfde zinsdeel als het object waar het iets over zegt. 
Ze zijn verwisselbaar. 

Ik |heb| bloemen, een bos rozen, | van mijn vriendin |gekregen.

pv = heb                                                                
wg = heb gekregen                                 
ow = ik
lv = bloemen, een bos rozen  
bijstelling = een bos rozen  

ow
pv
lv
bwb
wg

Slide 7 - Diapositive

De zinsdelen benoemen
Onze teckel, Unox, | is | erg lief. 

onze teckel = Unox \ Unox = onze teckel
Unox staat tussen komma's en is de bijstelling.
ow
pv
lv

Slide 8 - Diapositive

Naamwoordelijk gezegde
Eigenschappen koppelen we aan mensen/dieren/dingen met een koppelwerkwoord.

Wij zijn leuk. Wij zijn iets, namelijk leuk. Leuk is de eigenschap. Die eigenschap koppelen we met het koppelwerkwoord zijn aan het onderwerp van de zin: wij. 

Bram is aardig. Bram is iets, namelijk aardig. 

Het koppelwerkwoord ZIJN is het meest gebruikte en bekendste. 

Koppelwerkwoorden:
zijn worden blijven blijken lijken schijnen 

Slide 9 - Diapositive

Naamwoordelijk gezegde NG
Bestaat uit een werkwoordelijk deel (koppelwerkwoord) en een naamwoordelijk deel (eigenschap).

ALS ER EEN NG IN EEN ZIN ZIT DAN ZIT ER NOOIT EEN LV IN DE ZIN!!!

Het NG bestaat uit:
1. het koppelwerkwoord dat een eigenschap koppelt aan het onderwerp van de zin
2. een naamwoordelijk deel (het onderwerp van de zin waar een eigenschap aan gekoppeld wordt).


Slide 10 - Diapositive

Koppelwerkwoorden
ZWaBBeLS
zijn - worden - blijven 
 blijken - lijken - schijnen
heten - dunken - voorkomen

Slide 11 - Diapositive




werkwoordelijk gezegde
zinnen met een zelfstandig werkwoord

Zegt wat iemand of iets doet.

Die jongen heeft gesport.

• onderwerp: die jongen
• werkwoorden: heeft, gesport 
werkwoordelijk gezegde: heeft gesport




naamwoordelijk gezegde
zinnen met een koppelwerkwoord

Zegt wat iemand is (of wordt, blijft, lijkt).

Die jongen is sportief.

• onderwerp: die jongen
• koppelwerkwoord: is (van zijn)
• met dit koppelwerkwoord wordt verteld wat het onderwerp van de zin (de jongen) is, namelijk sportief.

het naamwoordelijk gezegde bestaat uit:
 1. een werkwoordelijk deel en 2. een naamwoordelijk deel:

NG: is sportief 


Werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde?
KWW: zijn worden blijven blijken lijken 
1
2

Slide 12 - Diapositive

Aan de slag
Huiswerk nakijken

Lezen theorie over naamwoordelijk gezegde blz. 82 en 84. 

Keuze:
Ik vind het nog lastig en wil oefenen: maken opdrachten van H20 1 t/m 7 (opdr. 4 niet).
Gebruik de extra instructie: de uitlegfilmpjes op dia 14. Ben je klaar? Ga door naar groen

Ik begrijp het goed: maak de verdiepende opdracht creatief schrijven op dia 15.
Ben je klaar? Maak de oefenbladen in Teams.

Slide 13 - Diapositive

Verdiepende opdracht creatief schrijven naamwoordelijk gezegde 

Schrijf vijf zinnen waarin een naamwoordelijk gezegde voorkomt. Zorg ervoor dat de zinnen inhoudelijk verschillend zijn (bijvoorbeeld over een beroep, een eigenschap, een gevoel). 
Onderstreep het naamwoordelijk gezegde in elke zin en geef aan wat het koppelwerkwoord en het naamwoordelijk deel is.

Wanneer je klaar bent, wissel je met een klasgenoot en geef je elkaar feedback:
✔️ Zijn de naamwoordelijke gezegdes goed onderstreept?
✔️ Klopt het koppelwerkwoord en het naamwoordelijk deel?
Let ook op de spelling, grammatica en interpunctie. 


Slide 15 - Diapositive

Zijn voor jou de lesdoelen behaald
Ik kan in een zin het naamwoordelijk gezegde benoemen.

Vertel...


Slide 16 - Diapositive

Volgende les
We gaan verder met samengestelde zinnen en voegwoorden. 

Slide 17 - Diapositive