VWO 2 CH. 3 INTRO, A, B

1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive




Vocabulaire

Slide 2 - Diapositive

Welkom
Nodig: je boek, laptop

- Intro CH. 3 en planning 
- Opdr. 1 samen en rest opdrachten zelf
- Nakijken opdrachten + afsluiten les

Log in op LessonUp met je laptop.

Slide 3 - Diapositive

le croissant
la boulangerie
manger
le café
la confiture
le restaurant
la baguette

Slide 4 - Question de remorquage

broodsoorten
beleg
drankjes
algemene woorden over eten
le petit déjeuner
le petit déjeuner
la tartine
la tartine
le beurre
le beurre
le café
le café
la baguette
la baguette
le thé
le thé
le croissant
le croissant
le pain
le pain
le chocolat
le chocolat
manger
manger
le dîner
le dîner
bon appétit
bon appétit
la boulangerie
la boulangerie
la confiture
la confiture

Slide 5 - Question de remorquage

Wat weet je over de Franse keuken?
Ken je gerechten?

Slide 6 - Carte mentale

Zoek op google:
Verschil tussen keuken Noord-Frankrijk en Zuid-Frankrijk. Waar kom je achter?

Slide 7 - Question ouverte

Coq au vin
Escargots
Moules frites
Pot-au-feu
Croq monsieur

Slide 8 - Question de remorquage

Nu doen
Nodig: blz. 96 boek

- Samen luisteropdracht doen
- Zelf opdr. 2 en 3 maken
- Klaar: kijk welke opdrachten nog meer alvast kunnen

timer
10:00

Slide 9 - Diapositive





                   Nakijken

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Welkom
Nodig: je boek, later ook je laptop

- Laat je laptop nog dicht 
- Vocabulaire overhoren
- Maken opdrachten (15 min)
- Video & vragen in LessonUp

Bonjour!

Slide 12 - Diapositive




Vocabulaire

Slide 13 - Diapositive

Opdracht 9 en 10
Wat moet je doen?
Je hebt de leestekst blz. 103 nodig.
Het gaat over zakgeld/kleedgeld.

- Opdr. 9: "Wat is waar over jou? Kies één antwoord."
- Opdr. 10: "Combineer titels met de juiste vertaling.
  Lees dan de tekst en doe de quiz. Welk vormpje heb je het meest?"
 
  Maak daarna opdr. 11 op blz. 104.
timer
20:00

Slide 14 - Diapositive

6

Slide 15 - Vidéo







Bedankt voor
jullie aandacht!

Slide 16 - Diapositive

00:14

Wat zoekt de man?
A
Een jas
B
Een trui
C
Een pantalon

Slide 17 - Quiz

00:27

De man zegt dat...
A
Hij niet van strepen houdt
B
Hij de trui te groot vindt lijken
C
Hij niet van truien houdt

Slide 18 - Quiz

00:47

Wat raadt de vrouw aan?
A
Een trui die tweedehands is
B
Een wollen trui met korting
C
Volgende week terug te komen

Slide 19 - Quiz

01:07

"Je peux l'essayer?" betekent...
A
Mag hij gelijk mee?
B
Kan ik hem bestellen?
C
Kan ik hem passen?

Slide 20 - Quiz

01:27

De paskamers zijn...
A
Achter
B
Rechts
C
Links
D
Boven

Slide 21 - Quiz

02:18

Hoe eindigt dit?
A
De man wil de trui in maat 42 en betaalt cash
B
De man wil de trui in maat 40 en wil pinnen

Slide 22 - Quiz