6.1 De overheid: wie dat?

6.1 De overheid: wie is dat?
Hoofdstuk 6 Wat regelt de overheid?
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

6.1 De overheid: wie is dat?
Hoofdstuk 6 Wat regelt de overheid?

Slide 1 - Diapositive

Wat weten we nog/al?

Slide 2 - Diapositive

Overheid

Slide 3 - Carte mentale

Ambtenaren

Slide 4 - Carte mentale

Leerdoelen 6.1
  • Je weet dat de overheid bestaat uit gemeente, provincie en rijksoverheid en dat haar werknemers ambtenaren heten.
  • Je kunt voorbeelden geven van zaken waarvoor je bij de gemeente moet zijn.
  • Je weet dat de provincie een deel van de infrastructuur bepaalt.
  • Je weet wat de rijksoverheid is en wat zij doet.

Slide 5 - Diapositive

De overheid
De overheid regelt zaken, zoals wegen, straatverlichting, veiligheid, onderwijs, gezondheidszorg en nog veel meer.
Hierdoor kan onze samenleving functioneren.
Er zijn 3 verschillende overheden:
  • De gemeente
  • De provincie
  • De rijksoverheid (het Rijk)
Ambtenaren zijn werknemers die in dienst van de overheid werken.

Slide 6 - Diapositive

Waarvoor is de gemeente verantwoordelijk?
A
Internationale handelsovereenkomsten
B
Nationaal defensiebeleid
C
Belastingwetgeving
D
Lokale zaken zoals afvalbeheer en vergunningen

Slide 7 - Quiz

Klassikaal opdracht 3

Slide 8 - Diapositive

De gemeente
  • Als jij met de overheid te maken hebt, is dat meestal de gemeente
  • Zij regelen alles in je woonplaats.
  • Hier moet je zijn als je een ID-kaart, paspoort of rijbewijs nodig hebt.
  • Ook bepalen ze waar nieuwbouw, speelvoorzieningen en sportparken moeten komen. 
  • Ook zijn ze verantwoordelijk voor zorg, schoolgebouwen en ophalen van huisvuil.
  • Een gemeente wordt bestuurd door een burgemeester en wethouders.
  • De gekozen gemeenteraad controleert hun.

Slide 9 - Diapositive

Wie regelt alles in je woonplaats?
A
De provincie
B
De gemeente
C
De rijksoverheid
D
De EU

Slide 10 - Quiz

Klassikaal opdracht 6

Slide 11 - Diapositive

De provincie
  • Het bestuur van de provincie regelt zaken als het ov in de in de provincie en de drinkwatervoorziening.
  • Ze stellen vast waar steden en dorpen mogen uitbreiden en waar natuur- en recreatiegebieden komen.
  • De provincie is ook verantwoordelijk voor een deel van de infrastructuur.
  • Dat zijn alle voorzieningen die nodig zijn voor vervoer en communicatie, zoals wegen, vliegvelden en internet.

Slide 12 - Diapositive

Wat regelt het bestuur van de provincie?
A
Nationale wetgeving, internationale handel, landelijke infrastructuur, energievoorziening
B
Openbaar vervoer, drinkwatervoorziening, stedelijke uitbreiding, natuurbehoud

Slide 13 - Quiz

Klassikaal opdracht 10

Slide 14 - Diapositive

Het rijk
  • Als iedereen in ons land ermee te maken heeft, moet het Rijk ervoor zorgen.
  • De rijksoverheid is de centrale overheid die vanuit Den Haag zaken regelt die voor heel het land van belang zijn.
  • Ons land wordt bestuurd door de regering, die bestaat uit de koning en de ministers.
  • de rijksoverheid moet zorgen voor veiligheid in ons land.
  • Dus voor de politie, het leger en de dijken. Maar ook onderwijs, de spoorwegen en autosnelwegen behoort tot hun takenpakket.

Slide 15 - Diapositive

Welk orgaan bestaat uit de koning en ministers?
A
De regering
B
De Tweede Kamer
C
De gemeenteraad
D
De provinciale staten

Slide 16 - Quiz

Klassikaal opdracht 15

Slide 17 - Diapositive

Begrippen paragraaf 6.1 
  • Overheid
  • Ambtenaren
  • Gemeente
  • Infrastructuur
  • Rijksoverheid

Slide 18 - Diapositive

Je kunt nu
  • Je weet dat de overheid bestaat uit gemeente, provincie en rijksoverheid en dat haar werknemers ambtenaren heten.
  • Je kunt voorbeelden geven van zaken waarvoor je bij de gemeente moet zijn.
  • Je weet dat de provincie een deel van de infrastructuur bepaalt.
  • Je weet wat de rijksoverheid is en wat zij doet.

Slide 19 - Diapositive

Aan het werk!
Maken opdrachten 6.1: 3, 4, 5, 6, 8, 10, 11, 13, 15 en 16  
Klaar?
Laten checken bij docent, bij goedkeuring nakijken.
Klaar?  Werk laten zien aan docent.
Veel fout? -> Maken herhalingsopdrachten 6.1
Veel goed? -> Maken plusopdrachten 6.1 

 

timer
25:00

Slide 20 - Diapositive