Opdracht 4
1 Ik heb … vampiers zijn.
Edward vond … op mij.
2.Mijn naam … Bella Swan.
Ik ben … een jongen.
Hij heet Edward Cullen.
Hij is een vampier.
Edward heeft … ‘the cold ones’.
Ik heb … ontdekking verteld.
3 Bijvoorbeeld:
Mijn naam is Bella Swan en ik ben waanzinnig verliefd
op een jongen die Edward Cullen heet. Een tijdje terug ben ik achter zijn geheim gekomen: hij is een vampier.
Ik heb dit allemaal ontdekt toen ik een boek las over vampiers.
Een andere vriend van mij vertelde me namelijk een legende over de familie Cullen, waaruit bleek dat de Cullens
vampiers zijn. Inderdaad heeft Edward alle kenmerken van ‘the cold ones’. Ik heb hem over mijn ontdekking verteld. Edward vond dat ik bang voor hem moest zijn. Hij is immers een vampier, die bloed drinkt. Maar ik kán helemaal niet bang voor hem zijn, want ik hou van hem. Daarom is hij nu kwaad op mij.
Of: Maar moet ik daarom bang voor hem zijn? Ik hou toch van hem? Toch is hij nu kwaad op mij.
Lieve Mona, ik ben verliefd op een vampier. Is dat erg? En hoe kan ik het weer goedmaken met Edward? Please, geef me je advies.