Herhalingsles criminaliteit

Herhalingsles H9
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Herhalingsles H9

Slide 1 - Diapositive


Wat is criminaliteit?


Alles wat door de wet strafbaar is gesteld

Slide 2 - Diapositive

Overtredingen; strafbare feiten die minder erg zijn
Misdrijven; ernstige strafbare feiten (verhoord-strafblad)

Slide 3 - Diapositive

Rechtsregels zijn tijdgebonden
  • Spugen was vroeger een misdrijf

  • Sinds 1970 is overspel niet meer strafbaar

  • Tegenwoordig is hacken van computers strafbaar

  • Vroeger stonden er gevangenisstraffen op homoseksualiteit

Slide 4 - Diapositive

Rechtsregels zijn plaatsgebonden
  • In Nederland is abortus en euthanasie toegestaan

  • In Nederland mogen homo’s met elkaar trouwen

  • (Vuur)wapens zijn in Nederland verboden

  • Nederland kent geen doodstraf

Slide 5 - Diapositive

Risicofactoren
Met deze factoren is de kans groter, maar wil niet zeggen dat iedereen die 1 factor heeft meteen crimineel is.
Groepsdruk
Slechte opvoeding
Drank en drugs
Erfelijke factoren
Schooluitval

Slide 6 - Diapositive

Sociale controle
Er is minder sociale controle tegenwoordig waardoor de pakkans kleiner wordt. 
Grote steden kun je anoniem leven

Slide 7 - Diapositive

Theorie is een verklaring voor dingen die om ons heen gebeuren. 5 wetenschappelijke verklaringen voor criminaliteit.
  • De persoonlijkheidstheorie
  • Bindingstheorie
  • Aangeleerd-gedragtheorie
  • Etiketteringstheorie
  • Gelegenheidstheorie

Slide 8 - Diapositive

Wat mag de politie?
  • Je fouilleren
  • Je arresteren
  • Je huis onderzoeken
  • Zijn hier nog verdere regels aan verbonden?

Slide 9 - Diapositive

  1. De rechter controleert de persoonsgegevens.
  2. De officier van justitie leest de aanklacht voor.
  3. De rechter, de officier van justitie en de advocaat stellen vragen aan de verdachte.
  4. Getuigen worden opgeroepen (meineed).
  5. Officier van justitie legt uit waarom verdachte schuldig is.
  6. De advocaat geeft zijn visie (te hoge straf).
  7. De verdachte mag zelf iets zeggen.
  8. De rechter spreekt het vonnis uit
De rechtszaak zelf

Slide 10 - Diapositive

  • Afschrikking: Je doet het niet, omdat er een flinke straf op staat
  • Verbeteren van het gedrag van de dader
  • Samenleving veiliger maken
  • Wraak
Waarom straffen we?

Slide 11 - Diapositive

  • Repressie (onderdrukking), zwaarder straffen
  • Lik-op-stukbeleid daders sneller straffen
  • Meer taakstraffen
  • Preventie: voorkomen dat het gebeurd
Welke mogelijkheden om criminaliteit naar beneden te krijgen zijn er?

Slide 12 - Diapositive

Let op! Herhalingsvragen 

Slide 13 - Diapositive

10. Welke theorie hoort bij de volgende omschrijving: ''Gelegenheid maakt de dief.''?
A
Bindingstheorie
B
Rationele-keuzetheorie
C
Etikettentheorie
D
Anomietheorie

Slide 14 - Quiz

12. Welke criminaliteitstheorie verklaart het beste dat jongeren uit bepaalde ‘slechte’ buurten meer met de politie in aanraking komen?
A
De aangeleerd gedragstheorie
B
De etikettentheorie.
C
De bindingstheorie.
D
De anomietheorie.

Slide 15 - Quiz

14. Johan heeft net verkering gekregen. Hij besluit om geen fietsen meer te gaan stelen omdat hij bang is dat zijn vriendin het dan zal uitmaken.
A
Persoonlijkheidstheorie
B
Bindingstheorie
C
Etiketteringstheorie
D
Gelegenheidstheorie

Slide 16 - Quiz

15. Een immaterieel gevolg is
A
slapeloze nachten
B
een nieuwe voordeur
C
een trauma
D
extra beveiligers in de winkel

Slide 17 - Quiz

16. Hieronder staan gevolgen van criminaliteit.
Wat is GEEN immaterieel gevolg?
A
normvervaging
B
morele verontwaardiging
C
slapeloze nachten
D
de politiecijfers kloppen niet

Slide 18 - Quiz

20. Sinds 2001 mogen homo's trouwen in Nederland. In Nigeria krijg je hiervoor een hoge straf, dus hier is sprake van
A
Plaatsgebonden criminaliteit
B
Tijdsgebonden criminaliteit

Slide 19 - Quiz

24. Wat mag de politie niet?
A
een boete opleggen
B
arresteren
C
een huis ingaan met een huiszoekingsbevel
D
fouilleren

Slide 20 - Quiz

Aan het werk!

Slide 21 - Diapositive