EHBD. Les 2: Anatomie en Fysiologie deel 2

Hoe goed gaat het met het leren van de anatomie van het skelet in NL en LATIJN?
😒🙁😐🙂😃
1 / 37
suivant
Slide 1: Sondage
DierverzorgingMBOStudiejaar 2,3

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Hoe goed gaat het met het leren van de anatomie van het skelet in NL en LATIJN?
😒🙁😐🙂😃

Slide 1 - Sondage

Slide 2 - Diapositive

Hoeveel wervels heeft een hond (minimaal)?
A
30
B
35
C
20
D
40

Slide 3 - Quiz

Hoeveel borstwervels heeft een dier?
A
Net zoveel als het aantal halswervels
B
Net zoveel als het aantal ribben
C
Altijd meer dan het aantal ribben
D
Altijd een oneven aantal

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Diapositive

3

Slide 6 - Vidéo

00:50
wat is de functie van het centrale zenuwstelsel?

Slide 7 - Carte mentale

02:14
Wat is de functie van de Sensibele vezels?
A
Deze geven informatie door vanuit de hersenen naar de rest van het lichaam
B
Deze geven informatie van het lichaam naar de hersenen

Slide 8 - Quiz

03:58
Kan er bij een dier ook een ruggenprik gezet worden?

Slide 9 - Question ouverte

In welke 2 delen kun je het zenuwstelsel verdelen?
A
Grote hersenen en kleine hersenen
B
Centraal zenuwstelsel en zenuwen
C
Centraal zenuwstelsel en ruggenmerg
D
Hersenen en ruggenmerg

Slide 10 - Quiz

Wat is de functie van het zenuwstelsel?

Slide 11 - Question ouverte

Welk onderdeel behoort niet bij het centrale zenuwstelsel?
A
Grote hersenen
B
Hersenstam
C
Ruggenmerg
D
Zenuwen

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Uit hoeveel verschillende onderdelen bestaat het bekken?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Welke verschillende TYPEN spierweefsel ken je?

Slide 18 - Question ouverte

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Vidéo

Benoem alle spieren van het lichaam die je kent (mag in NED of LAT)

Slide 23 - Carte mentale

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Cranium = Schedel
Craniaal --> Dichterbij de schedel gelegen
Superior = Opperste (hogere)

Iets ligt hoger dan iets: Het ligt superior aan de Spina scapula
Caudum= Staart

Dichter bij de staart gelegen. In de praktijk werk je van Caudaal naar Craniaal
Inferior = ondergeschikt (mindere) --> lager gelegen dan

Iets ligt lager dan iets --> Het ligt inferior aan de Spina Scapula

Slide 28 - Diapositive

Mediaal --> Dichter bij de mediaanlijn --> dichterbij het midden
Lateraal --> Verder van de mediaanlijn af --> Van het midden af


Slide 29 - Diapositive

Ventrum = buik --> Ventraal is buikzijde (voorzijde)
Anterior = Voorste --> voorzijde, voorkant
Dorsum = rug --> Dorsaal is rugzijde, achterkant
Posterior --> achterste --> achterzijde of achterkant

Slide 30 - Diapositive

Wat betekent de term lateraal?
A
Dichtbij het midden
B
Verder van het midden
C
Voorste
D
Achterste

Slide 31 - Quiz

Palmair = palmzijde van de hand
Dorsum = rug --> Dorsaal is rugzijde (hand)

Slide 32 - Diapositive

Rechts
Links

Slide 33 - Diapositive

Proximaal = dicht(er)bij het centrum (romp)

Massagehandgrepen worden van distaal naar proximaal uitgevoerd

Distaal = verder van het centrum (romp)

Iets ligt distaal t.o.v. iets

Slide 34 - Diapositive

Plantair = voetzoolzijde
Dorsum = rug --> Dorsaal is rugzijde (van de voet)

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Diapositive