Interpunctie

Taalverzorging
1 / 46
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 46 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Taalverzorging

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
Aan het eind van de les:

  • Kan ik in eigen woorden uitleggen wat taalverzorging is;
  • Kan ik taalverzorging toepassen op een zin;
  • Zie ik het belang in van goede taalverzorging en begrijp ik hoe het de betekenis van tekst kan beïnvloeden.

Slide 2 - Diapositive

Waarom?
Door verzorgd met je taal om te gaan, geef je een belangrijk signaal af: jij hecht waarde aan de presentatie van de boodschap.

Hoe?
Door onze taal en de taalregels onder de loep te nemen, leer je er het belang van in te zien.


Wat?
Je krijgt instructie en oefeningen en je denkt na over taalkwesties.

Slide 3 - Diapositive

Taalverzorging

Slide 4 - Carte mentale

Taalverzorging:
Alle regels voor het foutloos toepassen van de juiste spelling van woorden en van het op de goede manier toepassen van leestekens.

Slide 5 - Diapositive

Hoofdletters en punten

Wanneer gebruik je een hoofdletter 
en wanneer een punt?

Slide 6 - Diapositive

1: begin/eind van een zin
Je begint een zin met een hoofdletter en eindigt deze met een punt.

Als de zin met een afgekort woord begint, verschuift de hoofdletter naar het tweede woord:
  • 's Ochtends sta ik vroeg op.
  • 't Was vanochtend wel erg koud!

Slide 7 - Diapositive

Welke zin is goed geschreven?
A
Nederlands is mijn favoriete vak.
B
Nederlands is mijn favoriete vak
C
nederlands is mijn favoriete vak.
D
nederlands is mijn favoriete vak

Slide 8 - Quiz

Welke zin is goed geschreven?
A
't is niks voor mij.
B
'T is niks voor mij.
C
't Is niks voor mij.
D
'T Is niks voor mij.

Slide 9 - Quiz

2. afkortingen
Bij afkortingen gebruik je één of meerdere punten (na de eerste letter van het woord). 
  • o.a. (onder andere)   |   i.p.v. (in plaats van)

Bij afkortingen van namen gebruik je geen punten, maar behoud je wel de hoofdletters.
  • VN (Verenigde Naties)   |   VS (Verenigde Staten)

Slide 10 - Diapositive

Welke zin is goed geschreven?
A
Vandaag hebben wij oa Engels en Nederlands.
B
Vandaag hebben wij o.a. Engels en Nederlands
C
vandaag hebben wij o.a. engels en nederlands
D
Vandaag hebben wij o.a. Engels en Nederlands.

Slide 11 - Quiz

Wat is goed geschreven?
A
Kroatië is het nieuwste land van de EU.
B
Kroatië is het nieuwste land van de E.U.

Slide 12 - Quiz

3: namen van personen
Je schrijft een hoofdletter bij voor- en achternamen, doopnamen en voorletters:
  • Elisabeth Sarah Jansen   |   V. van Dijk
Aanspreektitels (mevr.) en tussenvoegsels (van der) krijgen geen hoofdletter.
  • mr. Custers
  • Bert van den Brink

Slide 13 - Diapositive

3: namen van personen
Wanneer er voor het tussenvoegsel geen voornaam of voorletter wordt genoemd, krijgt het tussenvoegsel wel een hoofdletter.

  • Fred de Vries | meneer De Vries

Slide 14 - Diapositive

Welke zin is goed geschreven?
A
Kevin Custers is de weg kwijt
B
Kevin custers is de weg kwijt
C
Kevin Custers is de weg kwijt.
D
kevin custers is de weg kwijt

Slide 15 - Quiz

Welke zin is goed geschreven?
A
Hoe laat gaat meneer Van der Plas slapen?
B
Hoe laat gaat Meneer van der Plas slapen?
C
Hoe laat gaat meneer van der plas slapen?
D
Hoe laat gaat Meneer Van Der Plas slapen?

Slide 16 - Quiz

4: namen van organisaties, merken, producten
Organisaties, merken en producten krijgen een hoofdletter.
  • Apple
  • Verenigde Naties
Soms gebruiken bedrijven de hoofdletters afwijkend, je neemt dit dan over.
  • iPhone
  • eBay

Slide 17 - Diapositive

Welke zin is goed geschreven?
A
Meneer custers heeft een pyjama van de zeeman.
B
Meneer Custers heeft een pyjama van de Zeeman.
C
meneer custers heeft een pyjama van de zeeman
D
meneer Custers heeft een pyjama van de Zeeman.

Slide 18 - Quiz

Wat is goed geschreven?
A
Amazon of Ebay?
B
Amazon of EBay?
C
Amazon of eBay?
D
amazon of ebay?

Slide 19 - Quiz

5: aardrijkskundige namen, volken, talen, windstreken.
Aardrijkskundige namen van landen, steden, rivieren enz. schrijf je met een hoofdletter.
  • Ik woon in Eindhoven.
  • De nieuwe Amerikaanse president.
Ook bij volken, talen of dialecten gebruik je een hoofdletter.
  • De Franse Fransman spreekt Frans.
  • Zij heeft een Limburgs dialect.

Slide 20 - Diapositive

Welke zin is goed geschreven?
A
In Brabant praten ze vreemd, maar in Limburg al helemaal.
B
In brabant praten ze vreemd, maar in limburg al helemaal.

Slide 21 - Quiz

Welke zin is goed geschreven?
A
Met ananas erop is het geen Italiaanse pizza!
B
Met ananas erop is het geen italiaanse pizza!

Slide 22 - Quiz

5: aardrijkskundige namen, volken, talen, windstreken.
Bij een windstreek gebruik je geen hoofdletter.
  • Zij wonen in het noorden van Rotterdam.

Als de windstreek onderdeel is van een naam, gebruik je wel een hoofdletter.
  • Zij wonen in Rotterdam-Noord.

Slide 23 - Diapositive

Welke zin is goed geschreven?
A
Ik woon in het Noorden van Rotterdam-Zuid.
B
Ik woon in het noorden van Rotterdam-zuid.
C
Ik woon in het Noorden van Rotterdam-zuid.
D
Ik woon in het noorden van Rotterdam-Zuid.

Slide 24 - Quiz

5: aardrijkskundige namen, volken, talen, windstreken.
Als je met de windstreek een cultureel, economisch of politiek gebied bedoelt, schrijf je wél een hoofdletter.

  • In het Verre Oosten is de situatie erg gespannen.

  • Arme landen krijgen steun van het Westen.

Slide 25 - Diapositive

Welke zin is goed geschreven?
A
Nederland is onderdeel van het Westen.
B
Nederland is onderdeel van het westen.

Slide 26 - Quiz

6. feest- en gedenkdagen
Namen van feestdagen, (religieuze) feesten en gedenkdagen krijgen een hoofdletter.

Maar: samenstellingen die zelf geen feestdag zijn, schrijf je met een kleine letter.

  • Kerst | kerstboom

Slide 27 - Diapositive

Welke zin is goed geschreven?
A
Voor sinterklaas schrijf ik een sinterklaasgedicht.
B
Voor Sinterklaas schrijf ik een Sinterklaasgedicht.
C
Voor Sinterklaas schrijf ik een sinterklaasgedicht.
D
Voor sinterklaas schrijf ik een Sinterklaasgedicht.

Slide 28 - Quiz

Welke zin is goed geschreven?
A
Met Kerst lag er voor Kevin niks onder de kerstboom.
B
Met kerst lag er voor Kevin niks onder de kerstboom.
C
Met Kerst lag er voor Kevin niks onder de Kerstboom.
D
met kerst lag er voor kevin niks onder de kerstboom

Slide 29 - Quiz

Komma's

Wanneer gebruik je een komma?

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Wanneer gebruik je een komma?

1. Als je een korte pauze hoort in een zin.

Als ik naar school ga pak ik de fiets.



Slide 32 - Diapositive

Wanneer gebruik je een komma?

1. Als je een korte pauze hoort in een zin.

Als ik naar school ga, pak ik de fiets.



Slide 33 - Diapositive

Wanneer gebruik je een komma?
2. Tussen de delen van een opsomming
(behalve bij en/of).

Wil je koffie thee of iets anders? Ik heb nieuwe kopjes bekers en glazen om het in te schenken.



Slide 34 - Diapositive

Wanneer gebruik je een komma?
2. Tussen de delen van een opsomming
(behalve bij en/of).

Wil je koffie, thee of iets anders? Ik heb nieuwe kopjes, bekers en glazen om het in te schenken.



Slide 35 - Diapositive

Wanneer gebruik je een komma?
3. Als iemand met zijn naam wordt aangesproken. 
Voor of na de naam komt dan een komma.

Jeroen, kom je zo? / Kom je zo, Jeroen?

Slide 36 - Diapositive

Wanneer gebruik je een komma?
3. Als iemand met zijn naam wordt aangesproken. 
Voor of na de naam komt dan een komma.

Jeroen, kom je zo? / Kom je zo, Jeroen?

Slide 37 - Diapositive

Wanneer gebruik je een komma?
4. Voor voegwoorden: 
  • Hoewel
  • omdat
  • want
  • zodat
  • maar
  • aangezien

Slide 38 - Diapositive

Wanneer gebruik je een komma?
4. Voor voegwoorden:

 
Nederlands is geweldig maar Engels niet.

Slide 39 - Diapositive

Wanneer gebruik je een komma?
4. Voor voegwoorden:

 
Nederlands is geweldig, maar Engels niet.

Slide 40 - Diapositive

Lesdoelen

1. Ik leg in eigen woorden uit wat taalverzorging is;

Slide 41 - Diapositive

Wat is taalverzorging?

Slide 42 - Question ouverte

Lesdoelen

2. Ik pas correcte taalverzorging toe in een zin:

meneer custers ik heb vandaag geen zin in nederlands want ik heb ook al engels rekenen en burgerschap mag ik daarom eerder naar huis aub

Slide 43 - Diapositive

Meneer Custers, ik heb vandaag geen zin in Nederlands, want ik heb ook al Engels, rekenen en burgerschap. Mag ik daarom eerder naar huis a.u.b.?

Slide 44 - Diapositive

Lesdoelen
3. Ik zie het belang in van goede interpunctie en begrijp hoe het de betekenis van tekst kan beïnvloeden.

Slide 45 - Diapositive

  • Let's eat grandma!
  • Let's eat, grandma!

Slide 46 - Diapositive