Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Burgerschap
Politiek-juridische dimensie
Welke partij past bij mij?
Slide 1 - Diapositive
Opdracht 2:
2Je moet er vanuit kunnen gaan dat de overheid zorgt voor geld om van te leven en te wonen. Als je hard werkt en risico's neemt mag je best meer verdienen. Je hoort dan niet gestraft te worden door meer belasting te moeten betalen.
A
Confessionele partij
B
Liberale partij
C
Sociaaldemocratische partij
D
Populistische partij
Slide 2 - Quiz
= GELIJKHEID
De overheid moet ervoor zorgen dat er goede voorzieningen
(bijvoorbeeld zorg) zijn voor iedereen.
De welvaart moet eerlijk verdeeld worden door de overheid
Sociaaldemocratische partijen
Slide 3 - Diapositive
= VRIJHEID
Individuen en bedrijven moeten zich "in alle vrijheid" kunnen ontwikkelen.
De overheid moet zich zo weinig mogelijk bemoeien met de samenleving.
De zorg kan bijvoorbeeld best door "de markt" geregeld worden. De consument kiest dan vanzelf voor de meest efficiënte zorgaanbieders.
Liberale partijen
Slide 4 - Diapositive
= CHRISTELIJKE WAARDEN
De overheid moet terughoudend zijn en moet allerlei zaken aan de samenleving overlaten.
Zorg is niet alleen de taak van overheid, burgers kunnen dit zelf
ook organiseren.
Confessionele, levensbeschouwelijke partijen
Slide 5 - Diapositive
Partijen met standpunten op basis van emoties en opvattingen van groepen in de samenleving
Populisten willen zaken waar deze groepen zich kwaad over maken via de politiek proberen te veranderen
Er zijn ook partijen die worden gevormd, omdat ze wel één doel nastreven. Dit worden belangenpartijen of 'one-issue-partijen' genoemd.
One-issue partijen
Populistische partijen
Slide 6 - Diapositive
Wie kan nog een populistische partij noemen?
en een one issue?
Slide 7 - Diapositive
Progressieve partijen vs conservatieve partijen
Vooruitstrevend vs behoudend
met tijd mee gaan veranderingen minder snel
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Vidéo
Het verschil tussen rechts en links is het verschil tussen socialistenen liberalen.
Links: grote overheid, eerlijke kansen voor iedereen, gelijke welvaart
gelijkheid. en belang van de maatschappij
Rechts: Kleine overheid, zelfverantwoordelijkheid, meer marktwerking.
Kernbegrip: Vrijheid.
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Opdracht 1 1. De overheid moet meer overlaten aan de burgers, die organiseren het zelf wel. Welke stroming?
A
christelijke partijen
B
sociaal democratische partijen
C
liberale partijen
Slide 12 - Quiz
Opdracht 1 2. De overheid moet er voor zorgen dat iedereen, rijk of arm, dezelfde kansen krijgt. Welke stroming?
A
christelijke partijen
B
sociaal democratische partijen
C
liberale partijen
Slide 13 - Quiz
Opdracht 2:
1. Als je hard werkt en risico's neemt mag je best meer verdienen. Je hoort dan niet gestraft te worden door meer belasting te moeten betalen.
A
Confessionele partij
B
Liberale partij
C
Sociaaldemocratische partij
D
Populistische partij
Slide 14 - Quiz
2. Je moet er van uit kunnen gaan dat de overheid zorgt voor genoeg geld om van te leven en te wonen
A
Confessionele partij
B
Liberale partij
C
Sociaaldemocratische partij
D
One-issue partij
Slide 15 - Quiz
3. Het is belangrijk dat je voor het welzijn van je medemens zorgt en niet alles van de overheid verwacht.
A
Confessionele partij
B
Liberale partij
C
Sociaaldemocratische partij
D
One-issue partij
Slide 16 - Quiz
4. De Nederlandse samenleving kan geen immigranten meer opnemen en moet vluchtelingen terugsturen als de situatie in hun thuisland veilig is.
A
Confessionele partij
B
Liberale partij
C
Sociaaldemocratische partij
D
Populistische partij
Slide 17 - Quiz
Vorige week
Politieke stromingen
Links - Rechts
Even opfrissen
Slide 18 - Diapositive
Op basis van de verschillende ideeën kun je politieke partijen indelen in 3 politieke stromingen
Slide 19 - Diapositive
Progressieve partijen
Zijn voor vernieuwingen.
Reageren op veranderingen in de wereld met nieuwe maatregelen.
De samenleving moet veranderen en met haar tijd meegaan, en niet krampachtig aan het verleden willen vasthouden.
Slide 20 - Diapositive
Conservatieve partijen
Willen de samenleving houden zoals die historisch is gegroeid.
Leggen de nadruk op het goede dat er is bereikt en willen dat vasthouden.
Veranderingen moeten langzaam en in kleine stappen plaatsvinden.
Slide 21 - Diapositive
Opfrissen van de
politieke kennis
Slide 22 - Diapositive
Wat is politiek?
A
Keuzes maken
B
Alles wat we doen
C
de gemeente bellen
D
Iets met politie
Slide 23 - Quiz
Wat is GEEN taak van de Tweede Kamer?
A
De Eerste Kamer controleren
B
De regering controleren
C
de Tweede Kamer controleren
D
ze doen alles in de politiek
Slide 24 - Quiz
Regering
A
Groep mensen die een land bestuurt.
B
De Tweede Kamer
C
De Eerste en Tweede kamer
D
De mensen die de koning controleren
Slide 25 - Quiz
Hoeveel leden heeft de Tweede Kamer?
A
100
B
120
C
130
D
150
Slide 26 - Quiz
Uit welke personen bestaat het kabinet?
A
Minister-president en de andere ministers
B
Willem-Alexander en de staatssecretarissen
C
Leden van de tweede kamer
D
Ministers en staatssecretarissen
Slide 27 - Quiz
De volksvertegenwoordiging van de gemeente heet
A
Parlement
B
Provinciale staten
C
Gemeenteraad
D
Tweede Kamer
Slide 28 - Quiz
Welke laag van de overheid zorgt ervoor dat afval wordt opgehaald
A
Gemeente
B
Provincie
C
Landelijke overheid
D
Wijkraad
Slide 29 - Quiz
De Koning is GEEN onderdeel van
A
De regering
B
Het kabinet
Slide 30 - Quiz
Een groep van 150 mensen die in Nederland zijn gekozen om de regering te controleren en wetten te maken is de:
A
Eerste Kamer
B
Tweede Kamer
C
Provinciale Staten
D
Gemeenteraad
Slide 31 - Quiz
Hoeveel zetels hebben de coalitiepartijen nodig om te regeren?
A
51
B
76
C
101
D
150
Slide 32 - Quiz
Hoeveel jaar zit er tussen verkiezingen
A
2
B
3
C
4
D
5
Slide 33 - Quiz
Alle Nederlanders van 18 jaar en ouder mogen stemmen