24-25 week 1

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

• mezelf en jezelf voorstellen in het Frans
• studieplanner en basis woordenlijst
• culture - voyages
• regarder
• les devoirs

Je me présente

Madame Rogers

Qui es-tu?

● Comment tu t'appelles ? 

● Quel âge as-tu? 

● Tu habites où ? 

parler

Qui es-tu?

● Comment tu t'appelles ? (Hoe heet je?)

● Quel âge as-tu? (Hoe oud ben je?)

● Tu habites où ? (Waar woon je?)

parler

wat antwoord je op deze vragen?

schrijf op

Qui es-tu?

● Comment tu t'appelles ? Je m'appelle ....

● Quel âge as-tu? J'ai ... ans

● Tu habites où ? J'habite à ....

parler

Studieplanner blok 1

Classroom

Bespreken 'basiswoordenlijst' 

(werkwoorden -er, dagen van de week en maanden)

Voyages

Lees pagina 8 en 9

(straks volgt een korte quiz)

Op welk treinstation kom je aan als als reiziger uit Amsterdam met de Thalys?

1. La gare de l'est
2. La gare de Paris
3. La gare du Nord
4. La gare de Lyon

Tu es à la gare du nord. Tu entends ce message.

Qu'est-ce qu'elle dit? 

Qu'est-ce que tu as compris?

1. De trein is te laat
2. Je mag niet op perron 2 komen
3. Je moet etiketten op je bagage hebben
4. Het goede antwoord staat er niet bij.

Kun je vanaf Gare du Nord verder reizen naar Zuid-Frankrijk

1. ja
2. nee

Als je verder wilt rijden naar Zuid-Frankrijk, naar welk treinstation moet je dan reizen

1. Gare de l'Est
2. Gare de Lyon

Jérôme woont in Lens, op ongeveer 30 kilometer van Lille.
Met welk vervoermiddel reist hij naar Lille?

1. met de TGV
2. met de RER
3. Met de TER
4. met de metro

Wat is télépéage?

1. Een app op je telefoon om de tolweg te betalen
2. Een manier om automatisch de tolweg te betalen
3. Een speciale autoweg voor abonnées

Wat is La Corse?

1. Een eiland in de middellandse zee
2. Een treinstation in Parijs
3. Een vliegveld in Parijs

Apprendre 1 

Blz 38

Samen doornemen

Onthoud: 

landennamen eindigend op -e: meestal vrouwelijk

Regarder

le vlog de Julien

Blz 10

les devoirs

Leren apprendre 1 blz 38 F-N en N-F

• les devoirs - overhoren
• la météo - parler
• lire
• les devoirs - het huiswerk
  

les devoirs: apprendre 1

Wat is de regel wat betreft het lidwoord van landennamen?

Wat is de regel (bijna altijd)?

Onthoud: 

landennamen eindigend op -e: meestal vrouwelijk

Les devoirs apprendre 1

Arriver - partir

le train - la voiture - l'avion - le bateau - le vélo, la bicyclette

... Belgique, ... Luxembourg, ..Maroc, ..France

La Suisse, les Pays-Bas, les États - Unis, l'Espagne, l'Allemagne

La météo

Page 11

Wat valt je op: hoe ga je dit onthouden?

00:15

Wat betekent aujourd'hui?

00:26

C'est quoi, un orage?

00:39

Wat betekent:
quel temps fait-il aujourd'hui?

01:29

Wat betekent: beaucoup de pluie?

Quel temps fait-il aujourd'hui?

3 minuten om te leren

Daarna gaan we verder met de quiz en gaan de boeken dicht!

Quel temps fait il?

1. Il fait chaud
2. Il fait beau
3. Il fait froid
4. Il y a du vent

Quel temps fait-il?

1. Il fait mauvais
2. Il pleut
3. Il fait beau
4. Il gèle

Quel temps fait-il?
Het regent

Quel temps fait-il?
Het sneeuwt

Quel temps fait il?
De zon schijnt

Lire blz 12

Lees de titel, de ondertitel en de inleiding

Daarna krijg je een paar vragen in het Frans

Il s'appelle comment?

 Il habite où?

Ils sont partis à quelle heure?

Il est allé en train?

Le voyage est facile?

Il s'appelle Lucas

Non, il est allé en voiture

Ils sont partis à huit heures du matin

Il habite à Liège

Non, le voyage est difficile.

Maak exercice 6

blz 13 en 14

Klaar: leren apprendre 1 en 2 

            Exercice 6

Een Franse reclameman ontwierp dit karakter op verzoek van de Franse overheid. Deze "slimme bizon" staat nu symbool voor verkeersinformatie en verkeersgeleiding.

De Franse overheid probeert drukke hoofdroutes naar het zuiden te ontlasten door aantrekkelijke alternatieven te bieden. De bijbehorende kaart is gratis verkrijgbaar bij een aantal tankstations

edpuzzle.com

Parler

Quelle est ta nationalité ? 

C’est quand, ton anniversaire? 

 Tu as des frères ou des sœurs ?

Parler

Quelle est ta nationalité ? (Wat is je nationaliteit?)

C’est quand, ton anniversaire? (Wanneer ben je jarig?)

Tu as des frères ou des sœurs ? (Heb je broers of zussen?)

Quelle est ta nationalité ?

C’est quand, ton anniversaire?

Tu as des frères ou des sœurs

 

Je suis ... / ma nationalité est ...

 

Mon anniversaire est le ...

 

J'ai .. et .../ Non, je suis fils unique, fille unique

Les devoirs

leren apprendres 1, 2 blz 38

Afmaken 6  blz 13 en 14