Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Oefenen woordsoorten en zinsdelen
Sleep de kenmerken van de woordsoorten naar de juiste woordsoort.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Woord voor een mens, dier, plant, ding of gevoel.
Heeft meestal een enkelvoud en een meervoud.
Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken.
Je kunt er meestal de, het of een voor zetten.
Een eigennaam is een vorm van deze woordsoort.
Deze woordsoort zegt iets over het ZN.
Deze woordsoort staat meestal vóór het ZN.
Deze woordsoort heeft een korte en een lange vorm.
Je kunt vaak de trappen van vergelijking erop toepassen.
Er bestaat ook een stoffelijke variant van deze woordsoort.
1 / 23
suivant
Slide 1:
Question de remorquage
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Cette leçon contient
23 diapositives
, avec
quiz interactifs
.
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Sleep de kenmerken van de woordsoorten naar de juiste woordsoort.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Woord voor een mens, dier, plant, ding of gevoel.
Heeft meestal een enkelvoud en een meervoud.
Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken.
Je kunt er meestal de, het of een voor zetten.
Een eigennaam is een vorm van deze woordsoort.
Deze woordsoort zegt iets over het ZN.
Deze woordsoort staat meestal vóór het ZN.
Deze woordsoort heeft een korte en een lange vorm.
Je kunt vaak de trappen van vergelijking erop toepassen.
Er bestaat ook een stoffelijke variant van deze woordsoort.
Slide 1 - Question de remorquage
Woordsoorten zijn lastig.
lastig = ?
timer
0:30
A
zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
bijwoord
D
lidwoord
Slide 2 - Quiz
Tot welke woordsoort hoort 'wie':
A
aanwijzend vnw
B
vragend vnw
C
betrekkelijk vnw
D
persoonlijk vnw
Slide 3 - Quiz
Welk woordsoort is 'hem'?
Ik ben hem dankbaar.
A
znw
B
pers. vnw
C
bez. vnw
D
betr. vnw
Slide 4 - Quiz
Wie heeft die woordsoorten eigenlijk bedacht?
A
die = betrekkelijk voornaamwoord
B
die = aanwijzend voornaamwoord
Slide 5 - Quiz
Hoe noem je de volgende woordsoorten?
in, op, onder, door
A
lidwoorden
B
voorzetsels
C
bijwoorden
D
aanwijzende voornaamwoorden
Slide 6 - Quiz
Hoe laat is het?
hoe - welke woordsoort?
A
vragend vnw
B
bijwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
betrekkelijk vnw
Slide 7 - Quiz
Hij wast zich
hij- welke woordsoort?
A
wederkerend vnw
B
aanwijzend vnw
C
persoonlijk vnw
D
bezittelijk vnw
Slide 8 - Quiz
Sleep de woordsoorten naar de juiste box.
persoonlijk vnw
bezittelijk vnw
voorzetsel
werkwoord
zelfstandig nw
Zij
willen
op
jouw
fiets
Slide 9 - Question de remorquage
Sleep de woorden van de onderstaande zin naar de goede woordsoort:
Waar heb ik dergelijke saaie verhalen eerder gehoord?
timer
0:30
olw
blw
zn
bn
hww
zww
kww
vr.vnw
aanw.vnw
vz
bw
Waar
heb
dergelijke
verhalen
eerder
gehoord
Slide 10 - Question de remorquage
Na de verbouwing is
de aula
een heel populaire pauzeplek geworden.
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp
C
Meewerkend voorwerp
D
Bijwoordelijke bepaling
Slide 11 - Quiz
Indische olifanten blijken
elkaar
te kunnen troosten in verdrietige situaties.
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp
C
Meewerkend voorwerp
D
Bijwoordelijke bepaling
Slide 12 - Quiz
Mijn oma
hebben veel kleinkinderen een bos bloemen gegeven.
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp
C
Meewerkend voorwerp
D
Bijwoordelijke bepaling
Slide 13 - Quiz
Zolang iedereen een beetje normaal doet, kan de ijsbaan gewoon openblijven!
A
Onderschikking
B
Nevenschikking
C
Enkelvoudig
Slide 14 - Quiz
Omdat Angelina altijd kletst, wil Sophie niet naast haar zitten.
A
Onderschikking
B
Nevenschikking
C
Enkelvoudig
Slide 15 - Quiz
Veel leerlingen willen graag een advocaat worden volgens recent onderzoek.
A
Onderschikking
B
Nevenschikking
C
Enkelvoudig
Slide 16 - Quiz
Veel leerlingen willen graag een advocaat worden volgens recent onderzoek.
A
Onderschikking
B
Nevenschikking
C
Enkelvoudig
Slide 17 - Quiz
Zonder twijfel | is | hij | de beste docent | van de school | geworden.
A
Goed
B
Fout
Slide 18 - Quiz
Na de afspraak | moet | je | de kapper | geld betalen
A
Goed
B
Fout
Slide 19 - Quiz
Ik kan zinsdeelstrepen zetten.
Ja
Nee
Een beetje
Slide 20 - Sondage
Ik kan hoofd- en bijzinnen onderscheiden.
Ja
Nee
Een beetje
Slide 21 - Sondage
Ik kan zinsdelen benoemen.
Ja
Nee
Een beetje
Slide 22 - Sondage
Ik weet het verschil tussen een samengestelde en enkelvoudige zin.
Ja
Nee
Een beetje
Slide 23 - Sondage
Plus de leçons comme celle-ci
2 HV Grammatica (zinsdelen)
Février 2022
- Leçon avec
48 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
woordsoorten bijwoord + pers en bez vnw
Février 2020
- Leçon avec
10 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
V2 H5 Woordsoorten
Octobre 2022
- Leçon avec
15 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
H4: Grammatica zinsdelen t/m bvb + herh. gram woordsoorten
Mars 2020
- Leçon avec
26 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Herhaling grammatica woordsoorten H1, 3, 4, 5 en 6 en zinsdelen H1, 3, 4
Juin 2020
- Leçon avec
28 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Grammatica klas 2
Juillet 2024
- Leçon avec
39 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Herhaling leerjaar 2 Grammatica WS voornaamwoorden
Janvier 2025
- Leçon avec
27 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, t
Leerjaar 2
Grammatica H5 (voornaamwoorden)
Avril 2020
- Leçon avec
15 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 3