H2 havo 3 12 januari 2022

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

      Chapitre 2

Hors de prix

Prends ton ordinateur!

Cherche LessonUp!

Prends tes livres!

Livre de textes:

page  27

Livre d'exercices A

page 46

page 84 (voc. F)

Réponses!

1. Quel est le sujet de ce chapitre?  Praten over (zak)geld.

Luisteropdracht A : Camille en Arthur praten over hun bijbaantjes

Leestekst B : 5 jongeren die vertelde over het wel of niet krijgen van zakgeld en bijbaantjes

2. Quels sont les buts?  Vormen en materialen. Grammatica C

* Kan ik het meewerkend voorwerp herkennen?

* Kan ik het meewerkend voorwerp in een zin vervangen? Ik geef haar het boek. 

* Kan ik het meewerkend voorwerp op de juiste plek zetten in een zin?

Je donne le livre à Chantal.  Je lui donne le livre.   Je vais lui donner le livre.   

Je vais lui donner.     Je lui ai donné.

Résumé

L'argent: À prix réduit!

Alsace

L'argent de poche

le pronom personnel (lijdend vw)

décrire un object / couleur

le verbe: venir (4 tijden)

le passé composé

Question!

Réponds à la question suivante.....

Noem 7 vormen in het Frans.

Formes

Rond(e)

Carré(e)

Rectangle

Triangle

Circle

Ovale

Cylindre

Noem 5 materialen in het Frans:
Begin steeds met "en" en dan het materiaal.

materiaux

en bois

en tissu

en verre

en plastique

en métal

Alsace en France.

Vertaal de volgende zin in het Frans:
Het mobieltje is rechthoekig en van metaal

Parler français

Hoe vraag je:

* Goedendag, kan ik u helpen?      

* Een zonnebril van welk merk?       * Kunt u hem beschrijven?

Hoe zeg je:

* Ik heb een zonnebril gezien in een folder.

* Van Ray Ban

* Hij is groot en zwart en hij is van metaal.

Bonjour, je peux vous aider?

Je cherche un cadeau pour un ami.

J'ai vu des lunettes de soleil dans un dépliant.

Des lunettes de soleil de quelle marque?

De la marque Ray-Ban!

Pourriez-vous les décrire?

Elles sont grandes et grises et elles sont en métal!

Vous avez déjà regardé au rayon des accessoires?

Oui, mais je n'ai pas pu trouver les lunettes! 

Attendez, s'il vous plaît. Ce sont ces lunettes de soleil?

Oui, je les prends! 

Instruction

Wat     : Maken van op blz. 27 en blz. 64

Hoe     : Zorg dat je de vragen goed leest!  Je werkt IN JE BOEK!

Wie     :  Je werkt in stilte en alleen.           

              Je mag pas praten/overleggen als de docent dat aangeeft.

Tijd     :  15 minuten

Klaar  :  Voc F: Schrijf de woordjes voluit achterin je schrift. 

ZS: zelfstandig werken in stilte

Voordelen:

*Rustige sfeer om in te werken.

*Aanscherpen concentratie

*Betere Focus

*Zelf oplossingsgericht nadenken

Na 10 minuten mag je zeker vragen stellen.

Vervoeg het werkwoord venir in het Frans in de présent.

Vervoeg het werkwoord venir in het Frans in de passé composé

Vervoeg het werkwoord venir in het Frans in de imparfait.

Vervoeg het werkwoord venir in het Frans in de futur simple.

Vervoeg het werkwoord venir in het Frans in de passé composé

Wat is de voltooid verleden tijd?
Geef eens voorbeelden?

Vervoeg het werkwoord avoir in het Frans

Vervoeg het werkwoord être in het Frans

Le passé composé

Wat is een passé composé?

Uit welke twee delen bestaat de passé composé?

Hoe maak je een voltooid deelwoord bij een werkwoord op -er?

Wat is het voltooid deelwoord van het werkwoord "faire"?

Le passé composé

Welk hulpwerkwoord moet ik kiezen: avoir of être?

Hetzelfde als in het Nederlands? 

Par exemple: J'ai fait mes devoirs

                      Marc est allé au camping

Uitzonderingen: être (zijn), oublier (vergeten) en commencer (beginnen)

Par exemple: J'ai été à l'hôtel

Le passé composé

Hww: être

Je suis allé          Je suis allée

Tu es allé              Tu es allée

On est allé            On est allée

On est allés          On est allées

Nous sommes allés

Nous sommes allées

Vous êtes allé    Vous êtes allée

Vous êtes allés  Vous êtes allées

Le passé composé

Hww: avoir

J'ai acheté

Tu as acheté

Il/ Elle / On a acheté

Nous avons acheté

Vous avez acheté

Ils ont acheté

Elles ont acheté

Le passé composé

Hww: avoir

J'ai fait

Tu as eu

Il a été  elle a rendu  on a perdu

Nous avons vendu

Vous avez fini

Ils ont choisi

Elles ont rougi

Elles ont pris

Le passé composé

Hww: être

Je suis allé          Je suis allée

Tu es allé              Tu es allée

On est allé            On est allée

On est allés          On est allées

Nous sommes allés

Nous sommes allées

Vous êtes allé    Vous êtes allée

Vous êtes allés  Vous êtes allées

Vertaal: Ik heb gegeten, zij is thuisgekomen en hij heeft gedaan