Week 24 les 2 H4/H5: herhalen woordsoorten, uitleg pers. en bez. vnw. + huiswerk

- Herhalen woordsoorten
- Uitleg pers. en bez. vnw. + huiswerk
Check hw 
methodesite
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 2

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

- Herhalen woordsoorten
- Uitleg pers. en bez. vnw. + huiswerk
Check hw 
methodesite

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen

Grammatica:

- Je kunt alle woordsoorten benoemen.

- Je weet wat een persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord is.

Slide 2 - Diapositive

Nakijken Over taal H4: 5

  • 1 Dan
  • 2 Als
  • 3 Dan
  • 4 Als
  • 5 Dan
  • 6 Als

Slide 3 - Diapositive

Nakijken Over taal H5: 8 (1)

  • a vanwege = reden
  • b want = reden
  • c en = opsomming
  • d namelijk = reden
  • e ook = opsomming
  • f  want = reden
  • g bovendien = opsomming

Slide 4 - Diapositive

Nakijken Over taal H5: 9

  • 1 Daar: in Europa in dorpen
  • 2 Dat : er was weinig handel / daar was weinig handel
  • 3 De eerste: opsomming
  • 4 Daarom: reden
  • 5 Dat: het was gevaarlijk om op reis te gaan
  • 6 De tweede: opsomming
  • 7 Bovendien: opsomming
  • 8 Daarom: reden

Slide 5 - Diapositive

Noem alle woordensoorten en schrijf kort de theorie op (lw, znw, bnw, ww en vz)

Slide 6 - Question ouverte

Woordsoorten - aanvullen
Neem de woordsoorten over en vul aan wat je weet:
1 Werkwoord = dingen die je kunt doen (hij/zij/wij-rijtje)
2 Lidwoord = de, het, een
3 Zelfstandig naamwoord = mensen, dieren, dingen, planten en namen
4 Bijvoeglijk naamwoord = zegt iets over een zelfst. naamwoord
5 Voorzetsel = kast- en oorlogswoorden (over, na, vanwege, op, met)

Slide 7 - Diapositive

Joey heeft een heerlijke vakantie gehad.
Hij heeft een heerlijke vakantie gehad.

Slide 8 - Diapositive

Joey heeft een heerlijke vakantie gehad.
Hij heeft een heerlijke vakantie gehad.

Slide 9 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord (aantekening)

- Verwijst naar een persoon, een groep personen, voorwerp of zaak

- Kan een onderwerp of lijdend voorwerp zijn

- Woorden als hij, jullie, ik, u, zij, haar, hem etc.

- 'Het' kan ook een pers. vnw. zijn als het zelfstandig wordt gebruikt (Het is opgeknapt).

Slide 10 - Diapositive

Bezittelijk voornaamwoord (aantekening)

- Geeft een bezit aan

- Woorden vaak bijvoeglijk gebruikt (mijn telefoon, jouw auto)

- Kan ook zelfstandig voorkomen (die fiets is de mijne)

Slide 11 - Diapositive

Huiswerk

Gram. Hoofdstuk 4: 

Maken opdracht 8, 9, 12 en 13

(start blz. 173)

Slide 12 - Diapositive